2E woensdag 30 november H2.8 I

GOEDEMORGEN 
Boek, schrift, agenda, pen op tafel.


timer
2:00
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

GOEDEMORGEN 
Boek, schrift, agenda, pen op tafel.


timer
2:00

Slide 1 - Diapositive

Consequenties bij niet houden aan gedragsregels
1. Vriendelijk verzoek om gedrag aan te passen
   geen verbetering? -->  
2. Buiten de klas werken of nablijven
   geen verbetering? --> 
3. Uitstuur. Je gedrag blijft storend voor de hele klas. Je bent in deze les niet   langer welkom. 
   mentor en ouders bellen, uur inhalen. 

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen
Fictie lezen
15 minuten
Huiswerk bespreken
10 minuten
Kennisquizz 2.7 en 2.8
20 minuten
Pimpampet?
10 minuten

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Komende toets wo 14 december:
Je gaat een nieuwsbericht schrijven (H2.4)
Als basis dient ook grammatica en spelling. 

Daarom behandelen we eerst H2.7 en 2.8. 

Slide 5 - Diapositive

Huiswerk??
Alle opdrachten van H2.7 moesten online gemaakt zijn. 

Voor degene die het niet online lukte: zo tijdens de werktijd kan je jezelf even nakijken. 

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Huiswerk nakijken
Niet online gemaakt?
Ik zet de antwoorden op het bord

Slide 9 - Diapositive

QUIZZZZ VOOR EEN REEP

Slide 10 - Diapositive

Hieronder zie je de stappen van het ontleden van zinnen. Zet de stappen in de juiste volgorde van boven naar beneden. 
Stap 4
Stap 3
Stap 2
Stap 1
Stap 5
Lijdend voorwerp
Werkwoordelijk gezegde
Zinsdeelstrepen
Persoonsvorm
Onderwerp

Slide 11 - Question de remorquage

Sleep de kaartjes met zinsdelen naar het juiste zinsdeel.
Heeft
Bas
de meeste records
verbroken
op de sportdag?
Dit zinsdeel zit niet in deze zin.
o
pv/wg
wg
lv

Slide 12 - Question de remorquage

Sleep de kaartjes met zinsdelen naar het juiste zinsdeel.
In zijn lokaal
is
de wiskundedocent
lastige vraagstukken
aan het bespreken.
Dit zinsdeel zit niet in deze zin.
o
pv/wg
wg
lv

Slide 13 - Question de remorquage

Persoonlijk voornaamwoord
Geen persoonlijk voornaamwoord
Het boek is van mij
Mijn speelgoed
Hun tassen
Ik schrijf hun een brief
Jouw zus
De hond is van jou

Slide 14 - Question de remorquage

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 15 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
Zijn
Haar
Hij
Mijn
Uw
Jij

Slide 16 - Question de remorquage

Wat zijn voorzetsels?
A
de, het, een
B
in, voor, achter
C
raam, deur, wand
D
voorlezen, voorspellen, voorzeggen

Slide 17 - Quiz

Vorige       week       heeft       Marieke       aan       haar      moeder       een      mooi      cadeau         gegeven.
Verdeel de zin in zinsdelen door op de juiste plekken een zinsdeelstreep te slepen.

Slide 18 - Question de remorquage

bezittelijk voornaamwoord
Doet
jullie
computer
ook
zo
raar?
Hun
auto
is
duurder

Slide 19 - Question de remorquage

Voorzetsels
Wat is geen voorzetsel?
A
Tijdens
B
voor
C
omdat
D
tussen

Slide 20 - Quiz

Wat is GEEN bezittelijk voornaamwoord?
A
me
B
mijn
C
je
D
jouw

Slide 21 - Quiz

Als een zelfstandig naamwoord eindigt op -ie, komt er in het meervoud -ën achter als de klemtoon wel/niet op -ie valt.
A
wel
B
niet

Slide 22 - Quiz

Zij heeft aan hem verkering gevraagd.

Het persoonlijk voornaamwoord is /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, aan
C
Hem
D
Zij, hem

Slide 23 - Quiz

Wat is het bezittelijke voornaamwoord?

Heb je je telefoon opgeladen?
A
de eerste je
B
de tweede je

Slide 24 - Quiz

Wat is een
bijvoeglijk naamwoord?
A
Dat zijn namen van mensen, dieren of dingen.
B
Dat zegt iets over zelfstandige naamwoorden.
C
Dat is een werkwoord.
D
Dat zegt iets over het onderwerp.

Slide 25 - Quiz

Wat zijn voorzetsels?
A
de, het, een
B
in, voor, achter
C
raam, deur, wand
D
voorlezen, voorspelen, voorzeggen

Slide 26 - Quiz

wel een voorzetsel
geen voorzetsel
op
met
tussen
over
tijdens
buiten
werk
onder
binnen

Slide 27 - Question de remorquage

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
mensen, planten, dieren, dingen
B
mensen, planten, dieren, lidwoorden
C
mensen en dieren
D
mensen, lidwoorden

Slide 28 - Quiz

Onze, uw en jouw zijn altijd bezittelijke voornaamwoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Haar
broers
zitten
me
altijd
te 
treiteren. 

Slide 30 - Question de remorquage

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
heeft
weer
niet
geluisterd.

Slide 31 - Question de remorquage

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Max
zou
dat
gedaan
kunnen
hebben.

Slide 32 - Question de remorquage

Wat zijn de lidwoorden?
A
de/van/een
B
in/op/aan
C
het/hij/zij
D
de/het/een

Slide 33 - Quiz

Ik heb ze van Madelon geleend.

het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
ik
B
ze
C
Madelon
D
ik / ze

Slide 34 - Quiz

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
De
B
Hond
C
Lopen
D
Bij

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Lien

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 37 - Diapositive