week 3 les 1
Typ het woord dat je hoort
1 / 21
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Typ het woord dat je hoort
Slide 1 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 2 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 3 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 4 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 5 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 6 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 7 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 8 - Question ouverte
de man zet
v.t. de man.........
v.t. de man.........
Slide 9 - Question ouverte
de zwaan broedt
v.t. de zwaan.........
v.t. de zwaan.........
Slide 10 - Question ouverte
het kind verwacht
v.t. het kind........
v.t. het kind........
Slide 11 - Question ouverte
de directeur vergoedt
v.t. de directeur.........
v.t. de directeur.........
Slide 12 - Question ouverte
de kinderen zeven
v.d. de kinderen hebben........
v.d. de kinderen hebben........
Slide 13 - Question ouverte
de pubers blozen
v.d. de pubers hebben.......
v.d. de pubers hebben.......
Slide 14 - Question ouverte
mijn moeder mixt
v.d. mijn moeder heeft........
v.d. mijn moeder heeft........
Slide 15 - Question ouverte
galopperen
t.t. Over de heide..........een ruiter.
t.t. Over de heide..........een ruiter.
Slide 16 - Question ouverte
kneden
t.t..............de bakker het deeg lang genoeg?
t.t..............de bakker het deeg lang genoeg?
Slide 17 - Question ouverte
staren
v.t. De vissersvrouwen........over zee.
v.t. De vissersvrouwen........over zee.
Slide 18 - Question ouverte
helpen.
v.t. Wie............de brand te blussen?
v.t. Wie............de brand te blussen?
Slide 19 - Question ouverte
blussen
Wie heeft de brand..........?
Wie heeft de brand..........?
Slide 20 - Question ouverte
werken
Heb je wel hard genoeg ..........?
Heb je wel hard genoeg ..........?
