(begr.lezen) en vragen maken

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Doel van de les
We bespreken het laatste nieuws.
 We kijken , luisteren en lezen over het nieuws in de startkrant.
We maken de vragen.

Slide 2 - Diapositive

welke dag en datum is het vandaag?

Slide 3 - Question ouverte

Wat was er afgelopen week in het nieuws?

Slide 4 - Question ouverte

We lezen de tekst en maken de vragen in de lesson-up.

Slide 5 - Diapositive

Wat was er in Amsterdam?
A
Een demonstratie
B
Een vredeswandeling
C
Een herdenking

Slide 6 - Quiz

vertel in je eigen woorden wat een demonstratie is.

Slide 7 - Question ouverte

Het was een vreedzame demonstratie. Wat is vreedzaam?
A
zonder ruzie
B
met veel eten
C
gewelddadig
D
saai

Slide 8 - Quiz

wat is het meervoud van demonstratie?
A
demonstratiën
B
demonstratie's
C
demonstraties
D
demonstratiesdemonstraties

Slide 9 - Quiz

Wat is goed?
A
protest-protesteren
B
demonstratie-demonstreren
C
organisatie-organiseren
D
alle 3 de antwoorden zijn goed

Slide 10 - Quiz

• Welke bekende klimaat-activiste uit Zweden liep mee?
A
Greta Thunberg
B
Rob Jetten
C
Esther Ouwehand
D
Frans Timmermans

Slide 11 - Quiz

We bekijken de video

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Lien

• Welke keuze hebben we, zegt het meisje op het eind?

Slide 14 - Question ouverte

We lezen het artikel:‘Man dood door robot in fabriek’

Slide 15 - Diapositive

Wat is het meervoud van robot?

Slide 16 - Question ouverte

Waar gebeurde het ongeluk?

A
In een museum
B
In een winkel in Amsterdam
C
in een fabriek in Zuid-Korea
D
geen antwoord is goed

Slide 17 - Quiz

wat is het meervoud van ziekenhuis?
A
ziekenhuisen
B
ziekenhuises
C
ziekenhuizen
D
ziekenhuizes

Slide 18 - Quiz


Een nieuwe TikTok-trend: de crompouce. Maar wat is het eigenlijk?
A
Een croissant die denkt dat hij een tompouce is
B
Een banaan die denkt dat hij een tompouce is
C
Een frikandel die denkt dat hij een tompouce is
D
Een kibbeling die denkt dat hij een tompouce is

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Lien

vertel in je eigen woorden wat een crompouce is?

Slide 21 - Question ouverte

Maak de vragen van de startkrant
Succes!

Slide 22 - Diapositive

Afsluiting  les
Wat heb je vandaag geleerd?


Heb je alles af kunnen krijgen wat je wilde?

Slide 23 - Diapositive