MH1/H1 - H5.2 Lezen

Les 1

Hoofdstuk 5.2 Lezen
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Les 1

Hoofdstuk 5.2 Lezen

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het einde van de les...
- ken ik vier tekstdoelen;
- weet ik welke tekstdoelen bij welke tekstsoorten en 
   tekstvormen horen;
- weet ik hoe ik het leespubliek van een tekst kan afleiden;
- weet ik wat een betogende tekst is;
- ken ik zes verschillende tekstverbanden.

Slide 2 - Diapositive

Welke twee tekstdoelen ken je al?

Slide 3 - Carte mentale

Als de schrijver wil dat de lezer het met hem eens is, is het tekstdoel:
A
Informerend
B
Overtuigend
C
Activerend
D
Amuserend

Slide 4 - Quiz

Welke tekstvorm hoort niet bij het tekstdoel 'informeren'?
A
Nieuwsbericht
B
Handleiding
C
Ingezonden brief

Slide 5 - Quiz

Welke tekstvorm hoort niet bij het tekstdoel 'activeren'?
A
Advertentie
B
Folder
C
Oproep
D
Klachtenbrief

Slide 6 - Quiz

Tekstsoort en tekstvorm
Tekstdoelen
Tekstsoorten
Tekstvormen
Informeren
Informatieve teksten
Nieuwsbericht, handleiding
Overtuigen
Betogende teksten
Ingezonden brief, klachtenbrief
Activeren/tot handelen aansporen
Activerende teksten
Advertentie, folder, oproep
Amuseren
Amuserende teksten
Verhaal, liedtekst

Slide 7 - Diapositive

Leespubliek
Een tekst wordt geschreven voor lezers: het leespubliek.
Wil je vaststellen voor welk publiek is bedoeld, kijk dan naar de bron, het onderwerp en het taalgebruik. Soms kun je ook iets afleiden uit een afbeelding.

Slide 8 - Diapositive

Leespubliek
De bron: is het een blad of een site voor volwassenen of voor jongeren?
Het onderwerp: is het onderwerp interessant voor volwassenen, voor jongeren of voor allebei?
Het taalgebruik: heeft de tekst veel moeilijke woorden en lange zinnen of juist niet?
De aanspreekvormen: wordt de lezer aangesproken in de jij- of in de u-vorm?

Slide 9 - Diapositive

Betogende tekst
In een betogende tekst of betoog geeft de schrijver zijn mening over een onderwerp. Hij verdedigt die mening met argumenten. een argument is informatie waarmee de schrijver wil bewijzen dat zijn mening juist is.

Een argument kan een feit zijn of een mening.

Slide 10 - Diapositive

Betogende tekst
Een betoog kan op verschillende manieren zijn opgebouwd. 
Veel betogen hebben een driedeling:
Inleiding: de schrijver geeft zijn mening over het onderwerp.
Kern: de schrijver geeft argumenten voor zijn mening.
Slot: de schrijver trekt een conclusie of vat het belangrijkste samen.

Slide 11 - Diapositive

Is dit een feit of een mening?
"Jongeren die overlast geven, moeten stevig worden aangepakt".
A
Feit
B
Mening

Slide 12 - Quiz

Is dit een feit of een mening?
"WAV heeft alweer een trainer ontslagen".
A
Feit
B
Mening

Slide 13 - Quiz

Welke tekstverbanden ken je nog?

Slide 14 - Question ouverte

Welk tekstverband? Op mijn feestje gaan we barbecueën. Ook gaan we bowlen. Bovendien is er een disco.
A
Opsommend
B
Tijdsvolgorde
C
Tegenstellend
D
Uitleggend

Slide 15 - Quiz

Tekstverbanden
Het redengevend en concluderend tekstverband komen vaak voor in betogende teksten.


Tekstverband
Signaalwoorden
Voorbeelden
Redengevend
want, omdat, daarom, immers, namelijk
Wouter heeft zicht ingeschreven op een sportschool, want hij wil er goed uitzien op het komende brugklasfeest.
Concluderend
dus, dan ook, hieruit volgt, de slotsom is, concluderend
Anja heeft een nieuwe jurk gekocht. Ze is dus helemaal klaar voor het feest!

Slide 16 - Diapositive

Huiswerk
Vrijdag 19 juni

Maken op je Chromebook:
H5.2 Lezen - opdracht 1 t/m 12.

Maak je huiswerk op tijd en maak het serieus, anders heb je direct een O!

Slide 17 - Diapositive