Thema 4 B5 Weefselvloeistof en lymfe

Thema 2 Transport

B5 
Weefselvloeistof en lymfe


Begrippen: Weefselvloeistof, colloïd-osmotische druk, filtratie, absorptie, lymfe
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5,6

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 2 Transport

B5 
Weefselvloeistof en lymfe


Begrippen: Weefselvloeistof, colloïd-osmotische druk, filtratie, absorptie, lymfe

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen B4

  • Je kunt de de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe toelichten

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Slide 4 - Vidéo

Wat is wat...

Slide 5 - Diapositive

Weefselvloeistof
  • Hoge druk aan begin haarvat zorgt voor filtratie

  • Grote eiwitmoleculen in haarvat verhogen colloïd-osmotische waarde

  • Colloïd-osmotische druk zorgt voor absorptie (terugresorptie) bij eind haarvat

We nemen de stappen 1 voor 1 door...
Deze afbeelding staat in je boek!

Slide 6 - Diapositive

Aanvoer van weefselvloeistof (1)
Door de hoge bloeddruk in het haarvat wordt een deel van het bloedplasma naar buiten geperst (dit wordt filtratie genoemd). 

Dit bloedplasma bevat o.a. zuurstof, voedingsstoffen, hormonen, kleine plasma-eiwitten en ook wel witte bloedcellen.

Eromheen zie je cellen van weefsel liggen.


Slide 7 - Diapositive

Aanvoer van weefselvloeistof (2)
Cellen nemen door diffusie voedingsstoffen en zuurstof op uit en ze geven koolstofdioxide en andere afvalstoffen af aan de weefselvloeistof.

Door actief transport nemen ze voedingsstoffen op.

In een haarvat noem je de vloeistof bloedplasma, tussen de cellen weefselvloeistof en in een lymfevat noem je het lymfe


Slide 8 - Diapositive

Afvoer van weefselvloeistof 
Weefselvloeistof met koolstofdioxide en andere afvalstoffen zal de haarvaten weer in gaan (door lagere bloeddruk hogere colloid-osmotische waarde). 

Dit wordt terugresorptie of absorptie genoemd.

Overtollige weefselvloeistof wordt opgenomen door de lymfevaten, je ziet een lymfevat links (met kleppen erin).

Slide 9 - Diapositive

Lymfe
  • Niet alle weefselvloeistof komt terug het haarvat in
  • Lymfeknopen
  • Rechterlymfestam en borstbuis

Slide 10 - Diapositive

Onderdelen van het lymfesysteem (1)
  • Kleine lymfevaten, zoals op de vorige afbeelding te zien, komen samen in grotere lymfevaten. 
  • Uiteindelijk komt alle lymfe terug in de rechterlymfestam en de borstbuis, (zie ook afb. 47 van je boek). 
  • Uiteindelijk komen deze terecht in aders onder je sleutelbeenderen en is de vloeistof weer terug in je bloedvatenstelsel!

Slide 11 - Diapositive

Onderdelen van het lymfesysteem (2)
Nog niet besproken: de lymfeknopen

Je kunt er twee voelen (als deze iets opgezet zijn) onder je kaak. 
Sommigen van jullie zijn geopereerd aan deze: de keelamandelen     . Deze zijn dan blijvend ontstoken en geven klachten. 

Slide 12 - Diapositive

Onderdelen van het lymfesysteem (3)
Die lymfeknopen zitten op meerdere plaatsen in je lichaam, zoals je in je boek en op een eerdere slide kan zien. 

Lymfeknopen bevatten lymfocyten (een type witte bloedcellen) die de lymfe zuivert van ziekteverwekkers.

(Afferent is aanvoerend, efferent afvoerend in de afbeelding -->)

Slide 13 - Diapositive

Stroming in lymfevaten en oedeemvorming
Zie ook afb. 50 in je boek: 
Lymfevaten bevatten kleppen om te zorgen dat de lymfe maar in één richting stroomt, 
Spiersamentrekkingen zorgen voor stroming (spierpomp, net als bij aders!).

Ten slotte: als weefselvloeistof zich ophoopt in de weefsels, noem je dit oedeem.

Slide 14 - Diapositive

Oorzaken oedeem
  • Door het afsterven van cellen komen grote hoeveelheden eiwitten in de weefselvloeistof voor, waardoor de colloïd-osmotische druk van de weefselvloeistof stijgt

  • Te weinig eiwit in het bloedplasma

  • De lymfevaten kunnen verstopt raken

  • Een te hoge bloeddruk, waardoor te veel weefselvloeistof uit het haarvat geperst wordt en te weinig weer teruggaat

Slide 15 - Diapositive

Samenvattend...

Slide 16 - Diapositive

Binas-->
Begrijp je nu een afbeelding als deze hierboven?

Slide 17 - Diapositive

Eventueel nog een animatie...

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Lien

Oefeningen

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Lien

Welke van de volgende stoffen kan niet vrij een haarvat in en uit bewegen?
A
koolstofdioxide
B
zuurstof
C
water
D
eiwitten

Slide 22 - Quiz

Voor een onderzoek wordt van iemand bloed afgenomen. Het bloed wordt opgevangen in twee buizen: 1 en 2. De inhoud van buis 1 wordt direct na afname onderzocht op de aanwezigheid van fibrinogeen en fibrine. Buis 2 laat men enige tijd staan, tot zich boven in deze buis een heldere, iets gelige vloeistof bevindt en onder in de buis een rood stolsel. Dan onderzoekt men ook de inhoud van buis 2 op de aanwezigheid van fibrinogeen en fibrine.
A
In de buizen 1 en 2 vindt men vooral fibrine
B
In buis 1 vindt men vooral fibrine en in buis 2 vooral fibrinogeen
C
In buis 1 vindt men vooral fibrinogeen en in buis 2 vooral fibrine
D
In de buizen 1 en 2 vindt men vooral fibrinogeen

Slide 23 - Quiz

Vier gebeurtenissen zijn:
1) de bloeddruk in de ader van het orgaan daalt,
2) de bloeddruk in de ader van het orgaan stijgt,
3) de bloeddruk in de slagader van het orgaan daalt,
4) de bloeddruk in de slagader van het orgaan stijgt.
Door welke van deze gebeurtenissen vindt een toename plaats van de hoeveelheid lymfe die uit dit orgaan wordt afgevoerd?
A
1 en 3
B
1 en 4
C
2 en 3
D
2 en 4

Slide 24 - Quiz

Waardoor verlaat aan het begin van een haarvat, vocht het haarvat?
A
Colloid-osmotische druk
B
Filtratie
C
Resorptie
D
Bloeddruk

Slide 25 - Quiz

Wat wordt er weergegeven met de blauwe pijlen?
A
Bloeddruk
B
Lymfe
C
Osmotische druk
D
Plasma

Slide 26 - Quiz

Wat bevind zich niet in weefselvloeistof ?
A
witte bloedcellen
B
afvalstoffen
C
rode bloedcellen
D
zuurstof

Slide 27 - Quiz

Hoe kan oedeem ontstaan?
A
te weinig eiwitten in voeding
B
verstopte lymfevaten
C
hoge bloeddruk
D
A, B en C zijn allemaal goed

Slide 28 - Quiz

0

Slide 29 - Vidéo

Oefeningtoetsen Thema 4

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Lien

Wat waren je procentuele scores?

Slide 32 - Question ouverte