6.4 Is meer productie goed?

3 KADER
6.4 Is meer productie goed?
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

3 KADER
6.4 Is meer productie goed?

Slide 1 - Diapositive

Herhaling lesdoelen 6.3

- Hoe bereken je de brutowinst en nettowinst?

- Wat is het verschil tussen een verkoopprijs en een consumentenprijs?

- Welke btw-tarieven zijn er?

Slide 2 - Diapositive

Voorbeeldsom

Van een winkel zijn over 2016 de volgende gegevens bekend:

-afzet 3000 stuks.
-Gemiddelde inkoopprijs per stuk is € 35,-
-Gemiddelde verkoopprijs per stuk is € 75,-
-Loonkosten waren € 30.000,-
-Overige kosten € 25.000


Vraag:

Bereken de bruto- en nettowinst! (ALTIJD EXLCUSIEF BTW!)







Slide 3 - Diapositive

UITWERKING

3000 x 75,-          =  € 225.000,- 

3000 x 35,-          =  € 105.000,-     -

BRUTOWINST     =  € 120.000,- 

Bedrijfskosten  =  €   55.000,-      -

NETTOWINST     =  €   65.000,-

Slide 4 - Diapositive

Van inkoopprijs tot consumentenprijs

Inkoopprijs + brutowinstmarge = verkoopprijs


verkoopprijs + btw = consumentenprijs

Slide 5 - Diapositive

brutowinstmarge
Inkoopprijs + brutowinstmarge = verkoopprijs

Brutowinstmarge: het bedrag dat je optelt bij de inkoopprijs om de verkoopprijs te berekenen. Een deel daarvan gaat op aan bedrijfskosten.

Slide 6 - Diapositive

Consumentenprijs

verkoopprijs + btw = consumentenprijs

100%                + 21% = 121%


De consumentenprijs is de prijs die jij betaalt voor een product in de winkel.

Slide 7 - Diapositive

Van verkoopprijs naar consumentenprijs
De verkoopprijs van een jas is € 125,00.
De btw is 21%.

De consumentenprijs (wat betaal je in de winkel):
€125,00 : 100 x 21 en dat tel je bij de €125,00 op OF €125,00 : 100 x 121

€ 125,00 : 100 x 21 = € 26,25
€ 125,00 + € 26,25 = € 151,25

Slide 8 - Diapositive

terugrekenen van consumentenprijs naar verkoopprijs
De consumentenprijs van een product is € 159,95.
De btw is 21%.

De verkoopprijs:
€ 159,95 : 121 x 100 = € 132,19

Slide 9 - Diapositive

Wat is de consumentenprijs?
A
verkoopprijs zonder btw
B
verkoopprijs
C
verkoopprijs met btw
D
inkoopprijs

Slide 10 - Quiz

De prijs is 60 euro exclusief 6% btw.
Bereken de prijs inclusief btw.

Slide 11 - Question ouverte

De prijs is 83,49 euro inclusief 21% btw.
Bereken de prijs in euro's exclusief btw.

Slide 12 - Question ouverte

De consumentenprijs is de verkoopprijs exclusief btw.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Wat is btw?
A
belasting toenemende waarde
B
belasting toegevoegde waarde
C
belasting toegevoegde winkel
D
belasting tegen waarde

Slide 14 - Quiz

Lesdoelen 6.4

- Hoe bereken je de productie per werknemer?

- Hoe kunnen bedrijven meer gaan produceren?

- Wat levert de productie voor de samenleving op?

Slide 15 - Diapositive

Productiecapaciteit
De productiecapaciteit is hoeveel een bedrijf maximaal kan produceren. Dit is afhankelijk van alle beschikbare kapitaalgoederen en arbeidskrachten.

Slide 16 - Diapositive

kapitaalgoederen

Slide 17 - Carte mentale

Technologische ontwikkelingen
Technologische ontwikkelingen hebben invloed op de productiecapaciteit. 

Productietechnieken en en machines worden steeds beter, het productieproces wordt steeds kapitaalintensiever.

Slide 18 - Diapositive

Onderbezetting
Als machines niet gebruikt worden of er is niet voldoende werk voor het personeel.

Slide 19 - Diapositive

Overbezetting
Als er meer vraag is naar producten dan het bedrijf met zijn machines en personeel aan kan.

Slide 20 - Diapositive

Arbeidsproductiviteit is afhankelijk van:
  • toepassing moderne technieken;
  • opleidingsniveau van werkende bevolking;
  • arbeidsverdeling en specialisatie;
  • beloning (salaris en eventuele bonus);
  • arbeidsomstandigheden & werksfeer.

Slide 21 - Diapositive

Arbeidsproductiviteit
Er werken veel mensen aan een bepaald product gedurende het productieproces. In een kledingfabriek werken bijvoorbeeld veel naaisters. De ene persoon kan sneller/meer naaien dan een ander en heeft daarom een hogere arbeidsproductiviteit.

= De productie per persoon, in een bepaalde tijd.

Slide 22 - Diapositive

Arbeidsproductiviteit
Productie per persoon in een bepaalde tijd

Als arbeidsproductiviteit stijgt -> dalen loonkosten PER PRODUCT-> verkoopprijs kan omlaag -> afzet neemt toe

Slide 23 - Diapositive

Arbeidsproductiviteit
De hoeveelheid producten die een werknemer in een bepaalde tijd (uur, week, jaar) maakt.

Slide 24 - Diapositive

Formule arbeidsproductiviteit =

Totale productie in een periode
aantal werknemers

Slide 25 - Diapositive

Een scharenfabriek produceert 3.000 scharen per jaar. Er zijn 25 werknemers in dienst. Bereken de arbeidsproductiviteit.

Slide 26 - Question ouverte

Een scharenfabriek heeft machines gekocht. Nu produceren ze 5.000 scharen per jaar. Er zijn nog steeds 25 werknemers in dienst. Bereken de arbeidsproductiviteit.

Slide 27 - Question ouverte

In een G star fabriek worden per week 16.000 overhemden geproduceerd. De fabriek heeft 40 werknemers en produceert 5 dagen per week.
Bereken de arbeidsproductiviteit per dag.
A
80
B
400
C
150
D
100

Slide 28 - Quiz

Maatschappelijke kosten
Maatschappelijke kosten zijn de kosten van milieuvervuiling die door ons allemaal worden betaald.

Slide 29 - Diapositive

Milieuschade kan ontstaan door:
  • de vervuiling van lucht, water en bodem
  • het verbruik van energiebronnen
  • het verbruik van grondstoffen
  • het ontstaan van afval

Slide 30 - Diapositive

broeikaseffect

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Vidéo

MVO

Maatschappelijk verantwoord ondernemen
  • bedrijven houden zoveel mogelijk rekening met de gevolgen van de productie voor mens en milieu

Slide 33 - Diapositive

Als de arbeidsproductiviteit toeneemt, kunnen de productiekosten ...
A
dalen.
B
stijgen.
C
gelijk blijven.
D
verdwijnen.

Slide 34 - Quiz

Een bedrijf produceert 30.000 frikadellen. Er werken 25 mensen in de fabriek en 5 op kantoor. Bereken de arbeidsproductiviteit.
A
1.200
B
750
C
1.000
D
6.000

Slide 35 - Quiz

Wat is NIET van invloed op de arbeidsproductiviteit?
A
scholing
B
arbeidsvoorwaarden
C
arbeidsverdeling
D
openingstijden

Slide 36 - Quiz

Er is meer vraag is naar producten dan het bedrijf met zijn machines en personeel aan kan, dit noem je:
A
onderbezetting
B
overbezetting

Slide 37 - Quiz

De winkels zijn in december elke avond open. Wordt hierdoor de arbeidsproductiviteit groter?
A
ja
B
nee

Slide 38 - Quiz

Hoe beïnvloedt concurrentie de arbeidsproductiviteit?
A
doordat je sneller en beter gaat produceren neemt de arbeidsproductiviteit af
B
doordat je beter wil zijn dan je concurrenten, gaat dat vanzelf
C
doordat je beter wil zijn dan je concurrent blijft de arbeidsproductiviteit gelijk
D
doordat je de concurrentie voor wilt blijven, ga je sneller en beter produceren en neemt de arbeidsproductiviteit toe

Slide 39 - Quiz

Er ontstaat 7.000 liter verontreinigd water per spijkerbroek. Dit wordt zelden gereinigd. Dit water is een voorbeeld van:
A
Maatschappelijke opbrengsten
B
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
C
Maatschappelijke kosten

Slide 40 - Quiz

Waar staat MVO voor?
A
Maatschappelijk Voogdelijk Ondernemen
B
Miniscuul verantwoord overschot
C
Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Slide 41 - Quiz

Wat heb je geleerd?

Slide 42 - Diapositive

Lesdoelen 6.4

- Hoe bereken je de productie per werknemer?

- Hoe kunnen bedrijven meer gaan produceren?

- Wat levert de productie voor de samenleving op?

Slide 43 - Diapositive

Hoe bereken je de productie per werknemer?

Slide 44 - Question ouverte

Hoe kunnen bedrijven meer gaan produceren?

Slide 45 - Question ouverte

Wat levert de productie voor de samenleving op?

Slide 46 - Question ouverte

extra uitleg

Slide 47 - Diapositive

Slide 48 - Vidéo

Slide 49 - Vidéo

Slide 50 - Vidéo