WS08toets microbiologie, hygiene, reiniging en desinfectie

Toets microbiologie, hygiene, reiniging en desinfectie
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
VoedingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Toets microbiologie, hygiene, reiniging en desinfectie

Slide 1 - Diapositive

Welkom bij de toets

  • Het zijn in totaal 30 vragen, zowel meerkeuze als open vragen
  • Lees de vragen goed, open vragen duidelijk toelichten
  • Klik op 'bewaren' na het invullen van een open vraag
  • Klik op 'inleveren' als je klaar bent met de toets

  • Heb je een vraag, steek dan een hand op.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

1. Welke 4 soorten micro organismen kunnen we onderscheiden?

Slide 4 - Question ouverte

2. Wat is juist over de grootte van een bacterie. Een bacterie is .........
A
groter dan een gist
B
kleiner dan een gist
C
groter dan een schimmel
D
kleiner dan een virus

Slide 5 - Quiz

3. Leg uit wat hygiënisch werken te maken heeft met micro-organismen

Slide 6 - Question ouverte

4. Noem 4 producten die gemaakt worden met behulp van micro-organismen.

Slide 7 - Question ouverte

5: Voor een micro-organisme is de Aw- waarde van een product belangrijk. Wat is de Aw-waarde?
A
de hoeveelheid beschikbaar water in een product
B
de hoeveelheid water in een product
C
de hoeveelheid proceswater nodig voor een product
D
de hoeveelheid gebonden water in een product

Slide 8 - Quiz

6: Wat is de juiste pH-schaal?
A
1 base, 7 zuur, 14 neutraal
B
1 zuur, 7 neutraal, 14 base
C
1 neutraal, 7 base, 14 zuur
D
1 zuur, 7 base en 14 neutraal

Slide 9 - Quiz

7: 10 bacteriën delen zich elke 20 minuten. Hoeveel bacteriën heb ik na 3 uur? Laat je berekening zien.

Slide 10 - Question ouverte

8: Om de kans op ziek worden van micro-organismen te verkleinen, helpt het om voedsel te koelen. Hoe komt dat?

Slide 11 - Question ouverte

9. In de diepvries gaan micro organismen......
A
dood
B
niet groeien
C
wel groeien

Slide 12 - Quiz

10. Welke termen passen bij het groeiverloop van micro-organismen?
A
1. aanpassingsfase, 2. evenwichtsfase, 3. exponentiële groeifase, 4. afstervingsfase
B
1. evenwichtsfase, 2. aanpassingsfase, 2. exponentiële groeifase, 3. afstervingsfase
C
1. aanpassingsfase, 2. exponentiële groeifase, 3. evenwichtsfase, 4. afstervingsfase
D
1. aanpassingsfase, 2. exponentiële groeifase, 3. afstervingsfase, 4. evenwichtsfase

Slide 13 - Quiz

11: Op basis van de leeftemperatuur kun je m.o. indelen in drie groepen.
Een van die groepen zijn de psychrofielen.
Psychrofielen ..........
A
leven graag in een koude omgeving
B
leven zowel in een koude als een warme omgeving
C
leven graag in een warme omgeving
D
leven graag bij kamertemperatuur

Slide 14 - Quiz

12: Hoe heten micro-organismen die zuurstof nodig hebben om te kunnen leven?
A
Aëroob
B
Anaëroob
C
Thermotolerant
D
Psychrofiel

Slide 15 - Quiz

13: Geef twee voorbeelden van stoffen die giftig zijn voor micro-organismen.

Slide 16 - Question ouverte

14. Welk product bederft sneller, jam of brood? leg uit waarom.

Slide 17 - Question ouverte

15. Wat wordt met pathogeen bedoeld en geef een voorbeeld van een pathogeen

Slide 18 - Question ouverte

16 Verdeel alle blauwe vakjes over de rode onderdelen!
Loszittend organisch vuil
Vastzittend organisch vuil
Vastzittend anorganisch vuil
Makkelijk te verwijderen 
Moeilijk te verwijderen
Heel moeilijk te verwijderen
Productresten in een kookketel
Kalkaanslag in een leiding
Aanslag van zetmeel in een braadslee

Slide 19 - Question de remorquage

17. Voor welk soort vervuiling wordt een zuur reinigingsmiddel gebruikt?
A
Loszittend grof vuil
B
Vastzittend organisch vuil
C
Vastzittend anorganisch vuil
D
Verschillende vuilsoorten

Slide 20 - Quiz

18. Voor welk soort vervuiling wordt een basisch reinigingsmiddel gebruikt?
A
Loszittend grof vuil
B
Vastzittend organisch vuil
C
Vastzittend anorganisch vuil
D
Verschillende vuilsoorten

Slide 21 - Quiz

19. Wat is kruisbesmetting?

Slide 22 - Question ouverte

20. Wat is het verschil tussen reiniging en desinfectie?

Slide 23 - Question ouverte

21. Noem twee redenen waarom er zo snel mogelijk na productie gereinigd moet worden?

Slide 24 - Question ouverte

22. Noem de vier verschillende reinigingsfactoren.

Slide 25 - Question ouverte

23. Waarom moet je een zuur en een basisch reinigingsmiddel apart van elkaar opslaan?

Slide 26 - Question ouverte

24. Verdeel alle blauwe vakjes over de rode onderdelen!
Zeer giftig
Ontvlambaar
Milieugevaarlijk
Bijtend

Slide 27 - Question de remorquage

26. Welke reinigingsfactor speelt de belangrijkste rol bij handmatig afwassen?
A
Tijd
B
Temperatuur
C
Kracht
D
Chemie

Slide 28 - Quiz

25. Wat is geen persoonlijk beschermingsmiddel dat je kunt gebruiken ter voorkoming van ongelukken?
A
Handschoenen
B
Gelaatsmasker
C
Laarzen
D
Oogdouche

Slide 29 - Quiz

Dit plaatje hoort bij de volgende vraag

Slide 30 - Diapositive

27. Leg uit hoe een zeep werkt (zie plaatje).

Slide 31 - Question ouverte

28. welke manier van conserveren zie je hier?
A
geen
B
luchtdicht verpakken
C
gasverpakken
D
met conserveermiddelen

Slide 32 - Quiz

29. Waar staan de letters CIP voor, en noem twee voordelen van CIP-reiniging.

Slide 33 - Question ouverte

30. Wat gebeurt er als je chloor mengt met een zuur?
A
Er onstaat een gas dat lichter is dan lucht
B
De temperatuur stijgt enorm
C
Het gaat spetteren
D
Er ontstaat een gas dat zwaarder is dan lucht

Slide 34 - Quiz

Tips en tops over de toets?

Slide 35 - Question ouverte