2BL B56 Grammatica 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Hallo allemaal!

Wat gaan we doen vandaag?

- Lekker een boek lezen

- Grammatica herhalen.

Lekker een boek lezen.

2B1 en 2B3: Hoofdstuk 6 Password

2B2 kan bijvoorbeeld via de bibliotheek een luisterboek lenen, helemaal gratis!

2B1 en 2B3:
Schrijf hieronder een korte samenvatting van hoofdstuk 3

Werkwoordsvormen

Jullie hebben in eerdere blokken geleerd dat er drie soorten werkwoorden zijn.

1. Persoonsvorm

2. Heel werkwoord

3. Voltooid deelwoord

2B1 en 2B3 hebben van mevrouw Van Kampen deze aantekening gekregen.

Grammatica - werkwoorden benoemen

1 pv zoeken

2 andere ww? -> wwg

3 ja?

       heel ww (woordenboek)

       vdw -> pv = hebben worden of zijn.

Aan de slag

Schrijf onderstaande zinnen over op een lijntjespapier. Let op, houd een regel vrij tussen de zinnen!

1. Ik hang een leuke poster op.

2. Na het eindsignaal heeft onze coach de wedstrijd nabesproken.

3. Wij hopen onze vrienden snel te ontmoeten.

4. Was jij straks af?

5. Onze vereniging heeft een schitterend clubhuis.

6. De loodgieter zal de lekkende kraan repareren.

Mankeer de werkwoorden.

1. Mankeer een persoonsvorm geel.

2. Mankeer een heel werkwoord groen.

3. Mankeer een voltooid deelwoord blauw.

Dadelijk ga je de zinnen ook ontleden. 

Hoe ging dat ook alweer?

Grammatica - zinsontleding

PV - tijdproef

            - Let op! Splitsbare werkwoorden

WWG - alle ww in de zin

            - Let op! Te + heel ww hoort bij het WWG!

Strepen zetten - in ieder geval om de pv, wat kan verder voor de pv?

OND - wie of wat + WWG ? / Wie doet het?

Ontleed nu de zinnen

1. Onderstreep de persoonsvorm

2. Benoem het werkwoordelijk gezegde (wwg)

3. Zet zinsdeelstrepen

4. Benoem het onderwerp

Lever nu een foto van jouw blaadje in met de ontlede zinnen.

Lijdend voorwerp

Een lijdend voorwerp geeft antwoord op de vraag:

- Wie/wat + wwg + ond ?

Let er altijd op dat het geen hoeveelheid is (kg, km etc.)

En let er altijd op het dat echt antwoord geeft op wie/wat en niet op bijvoorbeeld wanneer/waar/hoelang/hoeveel etc.

Aan de slag

Schrijf onderstaande zinnen over op een lijntjespapier. Let op, houd een regel vrij tussen de zinnen!

1. Mijn zus vertelde een grappig verhaal.

2. Komt je broer pizza eten?

3. De winkelier heeft zijn producten afgeprijsd.

4. Zal ik de kamer stofzuigen?

5. De tweedeklassers bereiden het proefwerk voor.

6. Maken de leerlingen hun huiswerk af?

Ontleed nu de zinnen

1. Onderstreep de persoonsvorm

2. Benoem het werkwoordelijk gezegde (wwg)

3. Zet zinsdeelstrepen

4. Benoem het onderwerp

5. Benoem het lijdend voorwerp

Lever nu een foto van jouw blaadje in met de ontlede zinnen.

Zit in deze zin een lijdend voorwerp:
Sean heeft vandaag een half uur geleerd?

1. Ja
2. Nee

Zit in deze zin een lijdend voorwerp:
Leen je haar je rekenmachine?

1. Ja
2. Nee

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
Leen je haar je rekenmachine?

Zit in deze zin een lijdend voorwerp:
De winkelier pakt voor mij het cadeau in.

1. Ja
2. Nee

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
De winkelier pakt voor mij het cadeau in.

Zit in deze zin een lijdend voorwerp:
In de krant lees je het allerlaatste nieuws.

1. Ja
2. Nee

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
In de krant lees je het allerlaatste nieuws.

Zit in deze zin een lijdend voorwerp:
Onverwacht viel de stroom uit.

1. Ja
2. Nee

Zit in deze zin een lijdend voorwerp:
Onverwacht viel de stroom uit.

1. Ja
2. Nee

Zit in deze zin een lijdend voorwerp:
Chantal eet elke dag een banaan.

1. Ja
2. Nee

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
Chantal eet elke dag een banaan.

Zit in deze zin een lijdend voorwerp:
Hebben jullie tien kilometer gefietst?

1. Ja
2. Nee

Waarom geen lijdend voorwerp?

Tien kilometer geeft een hoeveelheid aan en kan dus geen lijdend voorwerp zijn.

Zit in deze zin een lijdend voorwerp:
De hond blafte de hele tijd.

1. Ja
2. Nee

Waarom geen lijdend voorwerp?

De hele tijd geeft niet antwoord op wie of wat maar hoe lang. Kijk maar:

Wat blafte de hond?

De hele tijd.

Hoelang blafte de hond?

De hele tijd.

En door! 

Nu gaan we het hebben over iets waar jullie het nog niet eerder over hebben gehad. Namelijk het voorzetsel.

Kijk daarom goed het volgende filmpje!

Lees ook de theorie uit het boek.

Aan de slag.

Maak nu blok 5 grammatica 5.6

Opdracht 13 t/m 16

Via de onlinemethode.

Tip! Houd de theorie in jouw boek op blz. 220 erbij.

Klaar!

Hoe