HA - week 16 - Grammatica ZD H4 - les 2

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Let op: 
Doe mee met LessonUp
Zorg dat je de planning in de gaten houdt.
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Let op: 
Doe mee met LessonUp
Zorg dat je de planning in de gaten houdt.

Slide 1 - Diapositive

- Welkom 
- Presentaties
- Grammatica zinsdelen H4 en h5


Doel:
- Je kunt aangeven waarmee iets gedaan wordt in een zin, en hoe dat zinsdeel heet. 


Wat gaan we doen vandaag:

Slide 2 - Diapositive

Voor de presentatoren:

- Zorg dat je alvast in de Meet zit, daarin deel je zelf je scherm. 
 (je mag ook alleen voor presenteren kiezen)
- Zorg dat al je geluid op je laptop uitstaat, anders gaat het 'zingen'. 
Presenteren

Slide 3 - Diapositive

Grammatica zinsdelen

Slide 4 - Diapositive

Bij grammatica zinsontleden kijk je naar welke onderdelen er in een zin zitten:

Iemand doet iets
iemand doet iets
iemand doet iets ergens mee
iemand doet iets voor iemand
Iemand doet iets op een plaats en tijd
Het lijdend voorwerp. 

Slide 5 - Diapositive

Bij grammatica zinsontleden kijk je naar welke onderdelen er in een zin zitten:

iemand doet iets = persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde
Iemand doet iets = onderwerp
iemand doet iets ergens mee lijdend voorwerp
iemand doet iets voor iemand
Iemand doet iets op een plaats en tijd
Het lijdend voorwerp. 

Slide 6 - Diapositive

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Wat/wie + pv (of gez.) + onderwerp.

De docent gooit de tennisbal naar de sportieve leerling. 
pv = gooit
ow = de docent

Wat gooit de docent? = de tennisbal
lv = de tennisbal
Het lijdend voorwerp. 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Bij grammatica zinsontleden kijk je naar welke onderdelen er in een zin zitten.

Kijk wel altijd in deze volgorde (persoonsvorm, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp)
- vergelijk het met pannenkoeken bakken - daar  start je ook niet met de stroop, dan de boter en de eieren. Dan krijg je geen lekkere pannenkoeken. Dat is met zinsontleding ook zo! 

Ook al hoeft het niet voor de opdracht: eerst pv, ow, gz en dan pas lijdend voorwerp!
Het lijdend voorwerp. 

Slide 9 - Diapositive

De lerares
geeft
een proefwerk.
persoonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp
werkwoordelijkgezegde

Slide 10 - Question de remorquage

1
2
3
4
5
persoonsvorm
zinsdelen verdelen
gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp

Slide 11 - Question de remorquage

Meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp (MV) geeft aan voor wie iets is bestemd.

  • begint vaak met het voorzetsel aan of voor
  • aan wie of voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
Komt voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met vertellen: meedelen, uitleggen, zeggen of geven: overhandigen, lenen, toesturen.

Slide 12 - Diapositive

Wat is het meewerkend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten
A
Geen meewerkend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 13 - Quiz

Mijn moeder

geeft

mij
een glas ranja
onderwerp
gezegde
meewerkend voorwerp
lijdend
voorwerp

Slide 14 - Question de remorquage

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is aan de leraar?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 15 - Quiz

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 16 - Quiz

Wat:   
Hoofdstuk 4 -  Grammatica zinsdelen (lijdend voorwerp): st.op., op. 1, 2 en 4 (alleen de eerste 3 zinnen)  en 8B

Hoofdstuk 5: grammatica zinsdelen (meewerkend voorwerp) - start opdracht + opdracht 1, 2, 3, 4(2 zinnen) en 8B

Wanneer: 
Deze week



Aan de slag

Slide 17 - Diapositive