Ecosystemen: Wat zijn ze en waarom zijn ze belangrijk?

Ecosystemen: Wat zijn ze en waarom zijn ze belangrijk?

Leerdoel

Aan het einde van deze les kun je begrijpen wat ecosystemen zijn, de soorten ecosystemen en de gevaren voor ecosystemen.

Introduceer het leerdoel van de les aan de studenten.

Wat weet je al over ecosystemen?

Wat zijn ecosystemen?

Een ecosysteem is een gemeenschap van levende organismen en hun omgeving. Het omvat zowel de biotische (levende) als de abiotische (niet-levende) factoren.

Leg uit wat ecosystemen zijn en geef enkele voorbeelden.

Soorten ecosystemen

Er zijn verschillende soorten ecosystemen, zoals bossen, oceanen, woestijnen, rivieren en wetlands.

Beschrijf de verschillende soorten ecosystemen en laat afbeeldingen zien van elk type.

Belang van ecosystemen

Ecosystemen bieden ons voedsel, schoon water, schone lucht en andere natuurlijke hulpbronnen. Ze helpen ook bij het reguleren van het klimaat en het voorkomen van natuurrampen.

Beschrijf waarom ecosystemen belangrijk zijn voor ons en de planeet.

Gevaren voor ecosystemen

De menselijke activiteit is een van de grootste bedreigingen voor ecosystemen. Bedreigingen zijn onder meer ontbossing, vervuiling, klimaatverandering en overbevissing.

Beschrijf de gevaren waarmee ecosystemen worden geconfronteerd en hoe deze bedreigingen kunnen worden verminderd.

Ontbossing

Ontbossing is het kappen van bomen op een manier die niet op duurzame wijze kan worden vervangen. Het leidt tot verlies van biodiversiteit en verwoestijning.

Leg uit wat ontbossing is en hoe het de ecosystemen beïnvloedt.

Vervuiling

Vervuiling van water, lucht en bodem kan de gezondheid van ecosystemen en de biodiversiteit negatief beïnvloeden.

Beschrijf verschillende soorten vervuiling en hoe ze ecosystemen beïnvloeden.

Klimaatverandering

Klimaatverandering is een van de grootste bedreigingen voor ecosystemen en kan leiden tot het verlies van habitats en soorten.

Beschrijf de effecten van klimaatverandering op ecosystemen en hoe we het kunnen verminderen.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.