Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Betrekkelijke voornaamwoorden
Woorden die naar iets anders verwijzen
WHO and WHICH ( not witch)
Slide 2 - Diapositive
Wat is een betrekkelijke bijzin?
Als je extra informatie over iets of iemand wilt geven, gebruik je een relative clause (betrekkelijke bijzin)
Zo'n zin begint meestal met who, which of that.
In het nederlands gebruik je 'die' of 'dat'
Slide 3 - Diapositive
Wat is een betrekkelijke bijzin?
Een betrekkelijke bijzin in het Nederlands:
Mijn moeder, die alle dagen van de week werkt, is altijd moe
Slide 4 - Diapositive
Wat is een betrekkelijke bijzin?
Een betrekkelijke bijzin in het Engels:
Sam, who lives next door, is my best friend
Slide 5 - Diapositive
How to use it?
Who - bij personen Na het onderwerp
Which - dieren en dingen Na het onderwerp
Je mag who en which vervangen door thatals er geen komma staat voor de bijzin. Die bijzin kun je niet weglaten omdat je dan niet meer begrijpt over wie of wat het gaat.
Slide 6 - Diapositive
The woman ... helped us at the tourist office advised us to take the City Bus Tour
A
who
B
which
Slide 7 - Quiz
People ........ live in Beverly Hills are often quite rich.