Jaar 2 Thema 2 Voeding + Vertering (vmbo-b)


Thema 2 Voeding + Vertering
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon


Thema 2 Voeding + Vertering

Slide 1 - Diapositive

Basisstof 1
Voedingsmiddelen
Basisstof 2
Voedingsstoffen
Basisstof 3
Zetmeel aantonen
Basisstof 4
Het verteringsstelsel 
Basisstof 5
Gezonde voeding
Basisstof 6
De organen voor vertering

Slide 2 - Diapositive

Basisstof 1 Voedingsmiddelen
Leerdoel: Je kunt de functies van de voedingsstoffen benoemen! 

  • In voedsel zitten de stoffen die je lichaam nodig heeft.
  • Mensen eten planten en dierlijke producten. 

Slide 3 - Diapositive

Voedingsmiddelen

Je ziet hier op de afbeelding 
een kantine.
In een kantine kan je 
voedingsmiddelen kopen.

Alles is wat je eet en drinkt! 

Slide 4 - Diapositive

Plantaardige voedingsmiddelen
Plantaardige voedingsmiddelen is voedsel die van planten komen. 

Slide 5 - Diapositive

Dierlijke voedingsmiddelen
Dierlijke voedingsmiddelen is voedsel die van dieren komen.
- Melk/yoghurt/kaas/kwark van de koe
- Vlees van een schaap
- Vis

Slide 6 - Diapositive

Voedingsmiddelen
Alles wat je eet of drinkt.
Plantaardige voedingsmiddelen
Voedingsmiddelen die van planten komen.
Dierlijke voedingsmiddelen
Voedingsmiddelen die van dieren komen.

Slide 7 - Diapositive

Voedingsmiddelen
Voedingsmiddelen zijn belangrijke stoffen voor je lichaam om te groeien en te bewegen.
  •  Brandstoffen
  •  Bouwstoffen
  •  Reservestoffen
  •  Beschermende stoffen




Je lichaam heeft voedingsstoffen nodig:
• voor energie: bouwstoffen
• voor nieuwe cellen: bouwstoffen
• om later te gebruiken (reserve): reservestof 
• om gezond te blijven: beschermende stoffen

Slide 8 - Diapositive

Voedingsstoffen
Bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen.

Slide 9 - Diapositive

Brandstoffen
Stoffen die je energie geven aan je lichaam.
Bouwstoffen
Stoffen die je nodig hebt om bijvoorbeeld cellen te maken. Cellen die kapot gaan worden dan weer opnieuw gemaakt.
Reservestof
Stoffen die worden opgeslagen in je lichaam die je later weer nodig hebt. Je lichaam slaat het op als vet. 
Beschermende stoffen
Stoffen die je nodig hebt om gezond te blijven. Als je te weinig hebt word je snel ziek.

Slide 10 - Diapositive

Brandstoffen
- Stoffen die je energie geven aan je lichaam

Slide 11 - Diapositive

Bouwstoffen
Stoffen die je nodig hebt om nieuwe cellen te maken.
Cellen die kapot gaan worden opnieuw gemaakt.

Slide 12 - Diapositive

Reservestoffen
Stoffen die worden opgeslagen in je lichaam die je later weer nodig hebt. Je lichaam slaat het op als vet.


Slide 13 - Diapositive

Beschermende stoffen
Stoffen die je nodig hebt om gezond te blijven. Als je te weinig hebt wordt je snel ziek. 


Slide 14 - Diapositive

Voedingsvezels
Stoffen uit planten die je lichaam niet kan verteren. 

Slide 15 - Diapositive

Basisstof 2 Voedinsstoffen
Leerdoel: Je kunt zes groepen voedingsstoffen noemen met hun functie.

In voedingsmiddelen zitten voedingsstoffen. Je lichaam gebruikt deze als brandstof, bouwstof, reservestof of beschermende stof.

Slide 16 - Diapositive

Voedingsstoffen
In voedingsmiddelen (eten + drinken) zitten belangrijke voedingsstoffen! 
  •  Eiwitten
  •  Koolhydraten
  •  Vetten
  •  Water
  •  Mineralen
  • Vitaminen 

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Eiwitten
Dit is een bouwstof. Je lichaam kan eiwitten ook verbranden.
Koolhydraten
Dit is een brandstof en een bouwstof. Koolhydraten zijn suiker en zetmeel. 
Vetten
Dit is brandstof, bouwstof en reservestof.
Water
Belangrijke bouwstof voor je lichaam. Je lichaam bestaat 60% uit water.
Mineralen
Dit is een bouwstof en beschermende stof. Het wordt ook wel zouten genoemd.
Vitaminen
Dit is een bouwstof en beschermende stof. Vitamine wordt vaak aangegeven met een letter: bijvoorbeeld vitamine C, A en B

Slide 19 - Diapositive

Wat zijn voedingsmiddelen?
A
De verpakking.
B
Wat je eet en drinkt.
C
Eten na het koken.
D
Wat er voeding zit aan stoffen.

Slide 20 - Quiz

Is een ei een dierlijke voedingsmiddel?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quiz

Is brood een dierlijke voedingsmiddel?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz

Basisstof 1
Voedingsmiddelen
Basisstof 2
Voedingsstoffen
Basisstof 3
Zetmeel aantonen
Basisstof 4
Het verteringsstelsel 
Basisstof 5
Gezonde voeding
Basisstof 6
De organen voor vertering

Slide 23 - Diapositive

Leerdoelen deze les


Basisstof 3: zetmeel kun je aantonen met een indicator.

Basisstof 4: Je kunt de bouw en werking van het verteringsstelsel beschrijven.

Slide 24 - Diapositive

Basisstof 3: Zetmeel aantonen
- Zetmeel is een een stof die vaak in 
voedsel zit. 
- Joodoplossing is lichtbruin van kleur.
- Met zetmeel kleurt joodoplossing blauwzwart.
Joodoplossing
Hiermee kan je zetmeel in voedingsmiddelen aantonen. 

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Leerdoelen deze les


Basisstof 3: zetmeel kun je aantonen met een indicator.

Basisstof 4: Je kunt de bouw en werking van het verteringsstelsel beschrijven.

Slide 27 - Diapositive

Basisstof 4 het verteringsstelsel
Darmkanaal
Kanaal van de mond naar de anus.
Verteringsstelsel
Alles onderdelen in je lichaam die voedsel verteren of opnemen.

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Vidéo

Mondholte
Hier kom je voedsel binnen in je lichaam.
Slokdarm
Hier gaat je voedsel van je mond naar naar de maag.
Maag
Hier wordt je eten opgeslagen
Twaalfvingerige darm
Klein stukje darm van je maag naar je dunne darm
Dunne darm
Lange stuk darm waar voedingsstoffen worden opgenomen in het bloed.
Dikke darm
Darm die water uit voedsel haalt
Endeldarm
Hier wordt onverteerd eten opgeslagen
Anus
Hier komt je poep uit.

Slide 30 - Diapositive

Deze les
- Leer overzicht
- Terugblik afgelopen les
- Vragen 
- Laatste onderdeel basisstof 4
- Groepsopdracht
- Les afsluiten

Slide 31 - Diapositive

Terugblik afgelopen les: Wat weet je nog van de afgelopen les.

Slide 32 - Question ouverte

Wat is de belangrijkste functie van eiwitten in je lichaam?
A
Bouwstoffen
B
Brandstoffen
C
Reservestoffen
D
Beschermende stoffen

Slide 33 - Quiz

Koolhydraten worden in je lichaam vooral gebruikt als ...
A
Bouwstof
B
Brandstof
C
Reservestof
D
Beschermende stof

Slide 34 - Quiz

Welke stof is vooral een brandstof, maar kan ook een bouwstof en reservestof zijn?
A
Koolhydraten
B
Eiwitten
C
Vetten
D
Vitamine

Slide 35 - Quiz

Welk bestanddeel bestaat voor 60% in je lichaam en is een bouwstof?
A
Mineralen
B
Water
C
Vetten
D
Koolhydraten

Slide 36 - Quiz

Mineralen hebben twee belangrijke functies. Wat zijn die?
A
Bouwstof en brandstof
B
Beschermende stof en brandstof
C
Bouwstof en beschermende stof
D
Reservestof en bescherende stof

Slide 37 - Quiz

Wat gebeurt er als je te weinig vitaminen eet?
A
Je wordt moe
B
Je wordt ziek
C
Je wordt sterker
D
Je verliest water

Slide 38 - Quiz

Waar worden de meeste voedingsstoffen opgenomen?
A
Maag
B
Dunne darm
C
Dikke darm
D
Endeldarm

Slide 39 - Quiz

Verteringssappen
Er zijn vijf verteringsklieren die verteringssappen maken.

- Speekselklieren: zit in de mondholte.
- Maagsapklieren: in de maagwand.
- Lever en alvleesklier: help bij de vertering.
- Darmsapklieren: in de dunne darm.



Slide 40 - Diapositive

Darmperistaltiek

- Het voortduwen en 
kneden van het voedsel
door het darmkanaal.

Slide 41 - Diapositive

Reis door je lichaam.
We volgen de weg van de mond tot anus en leren wat elk orgaan doet.

Slide 42 - Diapositive

Alle voedingsstoffen die je eet reist door 7 belangrijke organen. Welke 8 organen zijn dat?

Slide 43 - Question ouverte

Alle voedingsmiddelen die je eet reist door 7 belangrijk organen. 
  1. Mondholte
  2. Slokdarm
  3. Maag
  4. Twaalfvingerige darm
  5. Dunne darm
  6. Dikke darm
  7. Endeldarm
  8. Anus

Slide 44 - Diapositive

Wat gaan we doen!

Je maakt met je groepje een powerpoint presentatie over hoe voedsel door je lichaam reist.


- In je groepje verdeel je de organen van het spijsverteringsstelsel: mondholte, slokdarm, maag, twaalfvingerige darm, dunne darm, dikke darm, endeldarm en anus.

Over ieder orgaan beantwoord je de vragen: 
1. Wat doet het orgaan?
2. Welke verteringssappen worden hier gebruikt?
3. Waarom is dit orgaan belangrijk?

Gebruik je boek! Basisstof 4: het verteringsstelsel op BLZ 86 t/m 94 en internet! 

Slide 45 - Diapositive

Maak groepjes van 4! En ga bij elkaar zitten!
Je hebt 1 minuut! 
timer
1:00

Slide 46 - Diapositive

Aan de slag! 
Na 30 minuten moet het af zijn! 
timer
30:00

Slide 47 - Diapositive

Schijf van 5!

Slide 48 - Diapositive

Les afsluiten!

Slide 49 - Diapositive