grammatica 5 voorzetsel

Programma
Toetsdatum grammatica woordsoorten: maandag 11 april 
Lesuur 1:
1) Vragen over het huiswerk?
2) Herhaling theorie voorzetsel
3) Opdrachten over het voorzetsel
4) Huiswerk en extra oefenen
Lesuur 2: Uitdelen groepsopdracht boekpresentatie
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Programma
Toetsdatum grammatica woordsoorten: maandag 11 april 
Lesuur 1:
1) Vragen over het huiswerk?
2) Herhaling theorie voorzetsel
3) Opdrachten over het voorzetsel
4) Huiswerk en extra oefenen
Lesuur 2: Uitdelen groepsopdracht boekpresentatie

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel:
Je kent het voorzetsel

Ook ken je het zelfstandig naamwoord, bepaald en onbepaald lidwoord,  het bijvoeglijk naamwoord, vragende en aanwijzende voornaamwoorden!

Slide 2 - Diapositive

Bedenk zoveel mogelijk voorzetsels!

Slide 3 - Carte mentale

Slide 4 - Lien

Haal alle voorzetsel uit de volgende zin (noteer ze in de volgorde waarin je ze aantreft, gescheiden door een spatie):

Gedurende de komende weken, zullen de leerlingen les volgen via de computer.

Slide 5 - Question ouverte

Haal alle voorzetsel uit de volgende zin:

Na twee uur werken neem ik even pauze en loop ik een rondje om het huis of door de tuin.

Slide 6 - Question ouverte

Haal alle voorzetsel uit de volgende zin:

De kleine kinderen van mijn collega zijn bezig met een prachtige tekening.

Slide 7 - Question ouverte

Haal alle voorzetsel uit de volgende zin:

Vanwege deze unieke situatie leer ik ineens heel veel over digitaal lesgeven.

Slide 8 - Question ouverte

Herkennen van voorzetsels
Als je twijfelt of iets een voorzetsel is, volg je deze stappen:
1) Hoort het voorzetsel bij een scheidbaar werkwoord?
(bijv. 'Hij praatte mij even bij. > 'bij' hoort bij 'bijpraten'. 'Bij' is hier geen vz!
Zo ja: dan is dit geen voorzetsel maar deel van het zww!

2) Kun je achter het voorzetsel 'het feest' of 'de kast' zetten? (Of 'de vakantie' en 'het kooitje')
(bijv. 'Hij praatte mij bij over de situatie' > 'over' het feest/ 'over' de kast:)
Zo ja, dan is het een voorzetsel!

3) Stap 2 werkt niet bij alle voorzetsels: 'te' en 'per' zijn bijvoorbeeld ook voorzetsels!

Slide 9 - Diapositive

Haal alle voorzetsel uit de volgende zin (pas de twee stappen van de vorige slide toe):
Loes stond te wachten voor het station en mijn moeder haalde haar op.

Slide 10 - Question ouverte

Haal alle voorzetsel uit de volgende zin:

Mijn vader zit te vissen, want hij mag niet naar zijn werk.

Slide 11 - Question ouverte

Haal alle voorzetsel uit de volgende zin:

In week 6 stuur ik u het pakketje per post, naar het adres dat u opgaf.

Slide 12 - Question ouverte

Haal alle voorzetsel uit de volgende zin:

Zij zochten mij op tijdens mijn vakantie in Italië en nu zitten we allemaal in quarantaine.

Slide 13 - Question ouverte

Bespreken opdracht 1, blz. 150, Grammatica woordsoorten H5
  • 1 van – in – van
  • 2 Dankzij – onder
  • 3 Vanaf – in
  • 4 van – van – tot
  • 5 bij – tijdens (voor hoort bij voorkomen)
  • 6 Bij – van – onder – op (uit hoort bij uitvoeren)

Slide 14 - Diapositive

Bespreken opdracht 4, blz. 151, Grammatica woordsoorten H5
(1) Bijna iedereen heeft er last van (vz): de selfie-kriebels!
 (2) Een selfie (zn) is een zelfportret dat je maakt met (vz) een smartphone of camera. 
(3) Je kunt (hww) er zelfs een speciale (bn) selfiestick voor (vz) gebruiken (zww). 
(4) Het leuke van een (olw) selfie is dat jij zelf (aanw.vnw) bepaalt wat het eindresultaat is. 

Slide 15 - Diapositive

Bespreken opdracht 4, blz. 151, Grammatica woordsoorten H5
(5) Je bent dus niet afhankelijk van iemand anders die een foto van jou maakt, maar kunt net zo lang klikken tot (vz) je een foto hebt die helemaal naar (vz) je zin (zn) is. 
 (6) Wie (vr.vnw) vindt dit (aanw.vnw) niet ideaal? 
(7) Bovendien vinden mensen selfies leuk om (vz) naar te kijken. 
(8) Wetenschappers hebben ontdekt dat we liever naar gezichten dan naar spullen (zn) of landschappen kijken. 
(9) En dat (aanw.vnw) heeft dan weer alles met (vz) onze ogen te maken: daar kun je zo lekker in (vz) verdrinken …

Slide 16 - Diapositive

Weet je nu wat voorzetsels zijn en herken je ze in de zin?
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Sondage

Maken/Huiswerk
Maak opdracht 4.1 (in Word) zodat je deze zinnen dinsdag tijdens de les in LessonUp kunt plakken.

Wil je extra oefenen met voorzetsels:  Ga naar Jufmelis.nl, dan naar 'woordsoorten' en daarna naar 'voorzetsels'. Je kunt de eerste opdracht van elke categorie maken.


Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Lien

Boekpresentatie
Je docent deelt zo meteen de opdracht uit en spreekt deze met de klas door.
Voor deze opdracht maak je groepjes van 3 tot 4 leerlingen.
In week 21 t/m 22 zijn er boekpresentaties. Dat duurt nog 8 weken, maar het is belangrijk dat er op tijd goede afspraken worden gemaakt wanneer alle boeken gelezen moeten zijn. Er zit natuurlijk ook nog een meivakantie tussen!

Slide 20 - Diapositive