H4, les 1

Hoofdstuk 4: Een eigen bedrijf
Les 1
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 4: Een eigen bedrijf
Les 1

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Inhoud van de les
  • De ondernemer van het jaar!
  • Theorie 
  • Opdrachten 4.2 en 4.6 --> omzet, afzet en inkoopwaarde


Doelen:
- Je kan het verschil tussen 'afzet' en 'omzet' benoemen.
- Je kan de brutowinst berekenen. 




Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De bekendste ondernemer
ter wereld.

Hoe heet hij?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Elon Musk onderneemt oa. in auto's.

--> Hoe heet de autoproducent waar hij nog steeds eigenaar van is?

--> En welke bedrijven heeft hij nog meer?

Slide 4 - Carte mentale

Paypal
Tesla
SpaceX
Twitter
Wie wil er net als Elon Musk ondernemer worden?
Ja, ik weet zeker dat ik ondernemer wil worden
Dat weet ik nog niet
Nee, ik weet zeker dat ik geen ondernemer wil worden

Slide 5 - Sondage

Noem een voordeel
Noem een nadeel
VERSCHIL ECONOMIE EN BEDRIJFSECONOMIE​
Hoofdstuk 2 en 6 --> (Algemene) economie gaat over het groter geheel (macro-economie). Je kijkt naar de economie van heel Nederland of zelfs de hele wereld. ​

- Wat theoretischer ​

Hoofdstuk 3, 4 en 5 --> Bedrijfseconomie gaat over de economie van één bedrijf (micro-economie).​
- Iets meer berekeningen maken​






Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Algemene economie
Keuzes van de maatschappij​


Vraag en aanbod​
Markten​
Wisselkoers​
Verzekeren​
Sparen en lenen​
Welvaart en conjunctuur​
Overheid​
Werk en werkloosheid​








Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bedrijfseconomie 
Keuzes van bedrijven​ of jou als individu


Hoe zet je een bedrijf op?​
Marketing​
Leidinggeven & communicatie​
Financieel beleid​
Winst en verlies​

Erven, huwelijk en scheiden
Aandelen





Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdrachten

Wat: Maak opdracht 4.1 en 4.3 op blz. 52.
Tijd: Jullie krijgen daar maximaal 10 minuten tijd voor.
Hulp nodig? lees de tekst rond de opdrachten goed door.
Klaar? Maak opdracht 4.4 op blz. 53. 
Voor de grote spelers --> opdracht 4.2.
Uitkomst: klassikaal bespreken van de antwoorden.


timer
10:00

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Basisbegrippen hoofdstuk 4
Afzet: Het aantal verkochte producten in stuks.

Omzet: Het bedrag in geld dat de verkoper ontvangt van de kopers.

Inkoopwaarde van de omzet: De inkoopprijs van de verkochte omzet.   
 
Brutowinst: het geld dat overblijft na aftrek van de inkoop van de omzet

Nettowinst: het geldt dat overblijft na aftrek alle kosten van de omzet


Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de afzet van Tesla?
A
Het aantal verkochte auto's in stuks
B
Het bedrag in geld voor alle verkochte auto's

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de inkoopwaarde van de omzet van Tesla?
A
De waarde van alle ingekochte onderdelen
B
De waarde van alle ingekochte onderdelen + alle overige kosten (zoals loon)

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Berekeningen hoofdstuk 4
Afzet: Het aantal verkochte producten

Omzet: Afzet * verkoopprijs

Inkoopwaarde van de omzet: Afzet * inkoopprijs onderdeel 1 + afzet * inkoopprijs onderdeel 2 + afzet * inkoopprijs onderdeel 3 + ... 
 
Brutowinst: omzet – inkoopwaarde van de omzet

Nettowinst: brutowinst – alle bedrijfskosten


Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld: Frikandelkapsalon
In oktober zijn er 1000 kapsalons verkocht.
De verkoopprijs per kapsalon is €7,50.
De inkoopwaarde per kapsalon is €2.50

  • Wat is de omzet in euro's?
  • Wat is de afzet in stuks?
  • Wat is de brutowinst in euro's?
(Denk eerst zelf na, overleg dan met je buur en
kijk of je hetzelfde antwoord hebt)



Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdrachten maken
Maak opdracht 4.2 t/m 4.6 op blz. 52 en 53 .
Jullie krijgen daar 15 minuten de tijd voor.
Hulp nodig? Lees de tekst tussen de vragen goed door. Vraag het rustig aan diegene die naast je zit.
Klaar? Maak opdracht 4.7.

timer
15:00

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Afsluiten van de les
Denk in ongeveer 1 minuut zelfstandig na over de volgende twee vragen:

Wat is het verschil tussen 'omzet' en 'afzet'?
Hoe bereken je de 'brutowinst'?

Schrijf de antwoorden (kort) op!
timer
1:00

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Omzet --> brutowinst --> nettowinst
Bedrijfskosten zijn kosten die nodig zijn om je bedrijf uit te oefenen en producten te kunnen verkopen.
Bijvoorbeeld: Loonkosten, huur en elektriciteit.
Nettowinst: Brutowinst min alle bedrijfskosten.


Volgende week meer over nettowinst!
Huiswerk: 4.2 t/m 4.6


Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Toets bespreken
Maak je hele tafel leeg.
Kijk eerst rustig met je buurman/buurvrouw naar de toets. Houd dit rustig ook al heb je een goed cijfer. 
Na 5-10 minuten bespreken wij klassikaal de toets. 

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions