Les 3 Loonstarheid + herhaling lH8 onderhandelen

Vraag naar Arbeid
Aanbod van arbeid
1 / 33
suivant
Slide 1: Question de remorquage
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Vraag naar Arbeid
Aanbod van arbeid

Slide 1 - Question de remorquage

vraag naar arbeid wordt beïnvloed door:
- hoogte loon
- groei economie (productie)
- stand techniek
- globalisering
- kosten (en prijzen) andere productiefactoren
aanbod van arbeid wordt beïnvloed door:
- hoogte loon
- demografische ontwikkeling
- participatiegraad
- wetgeving (leerplicht, pensioen ed)

Slide 2 - Diapositive

Aanbod van arbeid
Vraag naar arbeid
Vacature
Solliciteren
Beroepsbevolking
Werkgelegenheid
Arbeidsplaats
Werkloosheid

Slide 3 - Question de remorquage

waar komen die starre prijzen op kt vandaan?
voornamelijk door lonen! (loonstarheid)

Slide 4 - Diapositive

Lesdoelen
•    geaggregeerde vraagcurve en geaggregeerde aanbodcurve tekenen.
•    aan de hand van de geaggregeerde vraag en het geaggregeerde aanbod de relatie tussen de hoe¬veelheid goederen en diensten en het nationale prijsniveau bepalen en dit grafisch onderbouwen.
•    de relatie tussen de geaggregeerde vraag en het prijsniveau uitleggen.
•    uitleggen wat de oorzaak van loonstarheid is.
•    de gevolgen uitleggen van prijsrigiditeit op de korte termijn.
•    uitleggen dat in situaties van laagconjunctuur door loonstarheid op korte termijn onvrijwillige werkloosheid ontstaat en op lange termijn, door de werking van het marktmechanisme, het evenwicht hersteld kan worden en dit grafisch onderbouwen.

Slide 5 - Diapositive

De ___________________ naar arbeid en het aanbod van arbeid noem je samen de

___________________ . 

Je spreekt van een  ___________________ arbeidsmarkt als het ___________________ 

groter is dan de vraag naar arbeid. 

Is het aanbod van arbeid kleiner dan de vraag naar arbeid dan spreek je van een 

 ___________________  arbeidsmarkt.
Arbeidsmarkt
Krappe
Ruime
Aanbod
Vraag

Slide 6 - Question de remorquage

Wat is een oorzaak van prijsstarheid op de arbeidsmarkt?
Lonen kunnen niet makkelijk stijgen of dalen
A
starre werkgevers
B
overheid bepaalt de lonen achteraf
C
minimumloon, contracten
D
werknemers zijn te bang om te onderhandelen

Slide 7 - Quiz

h.8.4: Loonstarheid op de arbeidsmarkt
de lonen (prijs van arbeid) worden maar beperkt bepaald door vraag & aanbod (marktmechanisme): 
* CAO's: loonafspraken voor groepen werknemers voor een langere periode
*  wettelijk minimumloon: het loon kan nooit lager worden (minimumprijs)

Slide 8 - Diapositive

De gevolgen van minimumloon
Door het minimumloon is er nu werkloosheid onstaan. 
Voor het minimum loon willen meer mensen werken. De bedrijven vinden dit te duur en willen minder mensen aannemen. 

Het oranje blok is de werkloosheid

Slide 9 - Diapositive

loonstarheid bij economische teruggang
economische teruggang = de productie daalt en daardoor ook de vraag naar arbeid (bij elk loon) > de vraaglijn verschuift naar links > het loon zou moeten dalen, maar door loonstarheid gebeurt dat niet op korte termijn > het aanbod blijft gelijk, maar de vraag is 2 mln lager > 2 mln werknemers worden ontslagen

Slide 10 - Diapositive

loononderhandelingen leiden tot het herverdelen van
A
loon en werktijden
B
producentensurplus-en consumentensurplus
C
werknemers- en werkgeverssurplus
D
banen op de arbeidsmarkt

Slide 11 - Quiz

Bekijk de volgende 
afbeelding van een 

arbeidsmarkt

Slide 12 - Diapositive

Wat is het werknemers-
s surplus in deze afbeelding als er
geen minimumloon is ?
A
A+B
B
D+C
C
A+B+E
D
D+C+F

Slide 13 - Quiz

Primaire arbeidsvoorwaarden
Secundaire arbeidsvoorwaarden
Pensioen
Salaris
Vakantiedagen
Werktijden
Werkkleding
Sabbatical
Scholing
dertiende maand

Slide 14 - Question de remorquage

Opdracht 12: Sleep de begrippen in de juiste plek van de tekst.
- Een algemene prijsstijging van goederen en diensten.
- De hoeveelheid goederen en diensten
die je met je inkomen kunt kopen.
- Het inkomen dat je in euro's verdient.
- De lonen stijgen net zo veel als de prijzen.
- Je inkomen waarbij je rekening houdt met de inflatie.
- Een algemene prijsdaling van goederen en diensten.
- De Nederlandse overheid probeert
de inflatie rond de 2% te houden.
.............................
.............................
.............................
.............................
.............................
.............................
.............................
inflatie
prijsstabiliteit
Nominaal inkomen
koopkracht
Reëel inkomen
prijscompensatie
deflatie

Slide 15 - Question de remorquage

Arbeidsvraaglijn verschuift naar links
Arbeidsvraaglijn verschuift naar rechts
Tegenvallende economie
Corona-uitbraak
CAO-loon gaat omlaag
Aantrekkende economie

Slide 16 - Question de remorquage

Welke uitspraak is NIET waar?
A
Arbeid is heterogeen
B
De arbeidsmarkt is transparant
C
De arbeidsmarkt is geen vrije markt
D
De arbeidsmarkt is een abstracte markt

Slide 17 - Quiz

Negatief voor werknemerssurplus
Positief voor werknemerssurplus
Loonsverhoging
arbeidsaanbod stijgt
Arbeidsvraag daalt
Winsten stijgen
Corona-uitbraak
Arbeidsaanbod daalt

Slide 18 - Question de remorquage

Tussen welke partijen wordt een CAO vastgelegd.
A
werkgever + werknemer
B
werkgevers en werknemers
C
Vakbond van werkgevers en werknemers
D
vakbond van de bedrijfstak

Slide 19 - Quiz


Qa = 2L - 30
Qv = -2L + 90

Bereken het evenwichtsloon

Slide 20 - Question ouverte

Evenwicht als qa = qv
2L - 30 = -2L + 90
4 L = 120 dus L = 30

Slide 21 - Diapositive


Qa = 2L - 40
Qv = -2L + 100

Bereken hoeveel mensen er werken in de evenwichtssituatie

Slide 22 - Question ouverte

Evenwicht als qa = qv
2L - 40 = -2L + 100 dus 4L = 140 dus L = 35
Invullen in qa of qv geeft q = 30

Slide 23 - Diapositive

Wat is de wig?
Het verschil tussen...
A
loonkosten en nettoloon
B
brutoloon en nettoloon
C
loonkosten en brutoloon
D
de af te dragen werkgevers en werknemerspremies

Slide 24 - Quiz


Qa = 2L - 40
Qv = -2L + 100

Bereken de werkloosheid bij een loon van 40

Slide 25 - Question ouverte

Werkloosheid als qa > qv
Bij L = 40 is qa = 40
Bij L = 40 is qv = 20
Werkloosheid is 40 - 20 = 20

Slide 26 - Diapositive

loonstarheid kan werkloosheid veroorzaken. Omdat..
A
de lonen niet kunnen stijgen als er veel aanbod is
B
de lonen niet kunnen dalen als er veel vraag is
C
de lonen niet kunnen dalen als er veel vraag is
D
de lonen niet kunnen dalen als er weinig vraag is

Slide 27 - Quiz


Maak een redenering hoe bij dalende besteding (1) loonstarheid leidt tot werkloosheid (6)   Zet in de juiste volgorde: 
1 bestedingen dalen                             4 minder productie
2 aanbod arbeid > vraag arbeid        5  lonen blijven gelijk                             
3 minder vraag naar arbeid                6 werkloosheid


Slide 28 - Question ouverte

arbeidsmarkt is geen markt van volkomen concurrentie
Op de arbeidsmarkt  is geen sprake van volkomen concurrentie omdat:
- product is heterogeen: aanbieders verschillen van elkaar
- sommige partijen beïnvloeden de prijsvorming: vakbonden, overheid
- geen vrije toetreding door diploma-eisen
- asymmetrische informatie (geen transparantie) omdat de locatie, omvang
   en kwalificatie van vraag en aanbod niet voor iedereen duidelijk en
   controleerbaar  is

Slide 29 - Diapositive

Wat zijn verzonken kosten?
de kosten ....
A
die niet terug te verdienen zijn als project niet doorgaat
B
van 33 keer afzwemmen en nog geen diploma op zak
C
van onbereikbare schatten die op de zeebodem liggen
D
die uit de hand zijn gelopen door misrekeningen

Slide 30 - Quiz

Wat wordt er geregeld bij
primaire arbeidsvoorwaarden?
A
auto van de zaak, bedrijfskleding
B
verlofdagen, betaalde opleiding
C
bureaustoel en eten in de kantine
D
loon, werktijden..

Slide 31 - Quiz

Loonruimte
Prijscompensatie
Initiele loonstijging
De maximale loonstijging die niet leidt tot lagere winst.
Een loonsverhoging gelijk aan inflatie.
Loonstijging bovenop de inflatie correctie

Slide 32 - Question de remorquage

Voorbeeld van een voordeel als je hoge verzonken kosten hebt....
A
Je word als betrouwbaarder gezien door je zakenpartners
B
Zakenpartners minder vertrouwen in je
C
Verzonken kosten hebben geen voordeel

Slide 33 - Quiz