A6sp8 - Periode 4 - Les 3 (Examen 2018-1, les 3) - GSE (21-04-2023)

Bienvenidos

LESSONUP klascode: bfsjw
Meld je aan via de link in magister 29-08-2022


1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Bienvenidos

LESSONUP klascode: bfsjw
Meld je aan via de link in magister 29-08-2022


Slide 1 - Diapositive

Metas / Objetivos (doelen)
Leesvaardigheid:  
Je verbetert je lees- en toetsvaardigheid met het oog op het Centraal Schriftelijk Eindexamen, ERK-niveau B2. 

Vocabulario:
je herhaalt woordenschat

Slide 2 - Diapositive

Programa
  • Info
  • Consejos para el CSE
  • OPCIONES:
  • ¿Qué te interesa? -> texto + preguntas
  • Kahoot
  • ¡Mucha suerte en el examen!







Slide 3 - Diapositive

INFO 
Periode 4: 
  • examens maken en bespreken 
  • vocabulario 
  • vertalen (zorgvuldig lezen)
  • zinsbouw, lange zinnen, hoofdzin-bijzin
  • vraagstelling in het Spaans (Paso adelante H10, p.76+100) !!!!!!

Examen VWO 2018-1 in de les en als huiswerk.
Examen VWO 2021-1 en 2021-2 zelfstandig als oefening

Slide 4 - Diapositive

Los deberes fueron:
Estudiar:  
  • pagina 8 uit VOC vocabulario temático examen (examenvocab per thema) S-N 
  • Leer de vraagstellingen S-N, Paso adelante Hoofdstuk 10 p.76+100 

 Hacer: 
  • afmaken CSE 2018-1 tekst 5 en 6 (wordt besproken in de les) + noteer hoe lang je bezig was met deze tekst. 
  • maken als oefening voor jezelf: tekst 4 
  • -> zelf nakijken met het correctiemodel (zie teams) -> vragen stellen

Slide 5 - Diapositive

Algemene tips voor CSE
  • Je mag op je opgaven en in de teksten schrijven/markeren. Doe dit! Het helpt je om gerichter te lezen.
  • Je hebt ongeveer 3 minuten per punt.
  • Je hoeft het examen niet in chronologische volgorde te maken. Begin met de teksten die je het meeste aanspreken/ waar je de meeste punten verwacht te halen. Zorg er wel voor dat je alles (bij de juiste vraagnummers) invult.
  • Wees zuinig met woorden opzoeken in het woordenboek. Schrijf de woorden die je opzoekt op in de kantlijn.
  • Zorg dat je in ieder geval altijd titels, ondertitels en tussenkopjes begrijpt. Hetzelfde geldt voor de vragen  + de (korte) antwoordmogelijkheden.

Slide 6 - Diapositive

OBSERVACIONES GENERALES 1

  • 150 minuten > 3 minuten p/vraag
  • Open vraag  In het Nederlands beantwoorden!
                    - 2 punten: 2 aspecten
                    - wat/waarom? achterliggende gedachte!
  • Geef exact aantal voorbeelden dat gevraagd wordt
  • Examen is opgebouwd in moeilijkheidsgraad
  • Sla je tekst (toch) over? Altijd controleren of je overal antwoord hebt ingevuld!

Slide 7 - Diapositive

OBSERVACIONES GENERALES 2

Woordenboek alleen als ‘t ECHT nodig is!
Bij multiple-choice woorden let op: zij staan in alfabetische volgorde zodat je makkelijker kan zoeken. Voorbeeld:
                    ¿Qué palabra falta en la línea 48?
                          A adaptarse
                          B engañar
                          C escapar
                          D limitarse

Slide 8 - Diapositive

TIPOS DE TEXTOS

  • Artículos de fondo (Achtergrondartikel)
  • Carta al director (Brief naar de redactie)
  • Entrevistas (Interviews)
  • Texto con huecos / opción múltiple (Gatentekst /meerkeuze-invul)
  • Texto largo con una pregunta  (Lange tekst met 1 vraag)  
  • Texto para escanear (scannen)
  • Textos cortos / folletos, etc. (Korte teksten / brochures, enz.)


Slide 9 - Diapositive

TIPOS DE PREGUNTAS

  • Gesloten vragen (abcd)
  • Gesloten vragen (gaten, invulwoorden)
  • Waar / niet waar. Beweringenvragen (leveren meestal weinig punten op)
  • Open vragen (Nederlands).
  • Open vragen: Zo ja / zo nee.
  • Vragen waarbij je gevraagd wordt om een voorbeeld. Precies het aantal voorbeelden geven dat gevraagd wordt (nooit meer!)
-> Antwoord in het Nederlands!


Slide 10 - Diapositive

¿QUÉ QUIERE EL CITO?

  • 1. GROTE LIJN zien in het verhaal
  • 2. SIGNAALWOORDEN
                       a. zien (en dus herkennen)
                       b. analyseren (weten wat de functie van zo’n signaalwoord is)
  • 3. EXPERTS. Bij interviews meningen van deze mensen snappen en weergeven
  • 4. VOORBEELDEN herkennen en weergeven
  • 5. SCANNEN van een tekst met maar één of twee vragen

Slide 11 - Diapositive

COMENTARIOS PRÁCTICOS

  • Denk goed na: WEL/  NIET eerst de gehele tekst lezen?
  • Denk goed na: WEL/ NIET voor het lezen van de tekst naar de vraag kijken?
  • TIPS: 
1. Lees de vraag eerst zonder de opties. 
2. Lees daarna de tekst en bedenk hoe je de vraag zou beantwoorden. 
3. Kies het antwoord (bij multiple-choice).
4. Zoek VISUEEL herkenbare woorden (¨ ¨, schuingedrukt, enz.)

Slide 12 - Diapositive

Correctievoorschrift
3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het beoordelingsmodel; [ ER WORDEN ECHTER GEEN HALVE PUNTEN TOEGEKEND ]

3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel;

3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld;

3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal;

3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven;

Slide 13 - Diapositive

Vakspecifieke regels
1 Open vragen dienen in het Nederlands beantwoord te worden, tenzij uit de vraagstelling blijkt dat het antwoord in de vreemde taal mag of moet staan. Indien toch de vreemde taal is gebruikt, worden aan het antwoord 0 scorepunten toegekend.

2 Met taalfouten wordt in de beoordeling geen rekening gehouden.

Slide 14 - Diapositive

¿Qué te interesa?

Slide 15 - Diapositive

¿Qué te interesa?
En parejas: Buscad en internet un texto que os interesa > 150 palabras.
Formulad preguntas de cada tipo + haced una hoja de respuestas.
  1. Gesloten vragen (abcd)
  2. Gesloten vragen (gaten, invulwoorden)
  3. Waar / niet waar. Beweringenvragen (leveren meestal weinig punten op)
  4. Open vragen (Nederlands).
  5. Open vragen: Zo ja / zo nee.
  6. Vragen waarbij je gevraagd wordt om een voorbeeld. Precies het aantal voorbeelden geven dat gevraagd wordt (nooit meer!)
Compartid el texto + preguntas con la clase A6sp8. ZET JULLIE NAMEN IN DE DOCUMENT-NAAM.
¿Terminado? Trabaja en el examen 2018-1.

Slide 16 - Diapositive

Deberes
Prepararte para el examen CSE

Slide 17 - Diapositive

het zelfvertrouwen (p.1)
A
el bienestar
B
el dopaje
C
la autoestima
D
la convivencia

Slide 18 - Quiz

gezellig zijn (p.1-2)
A
tener verguënza
B
pelearse con
C
ser acogedor
D
caer bien

Slide 19 - Quiz

verslechteren (p.2)
A
descargar
B
reprochar
C
mejorar
D
empeorar

Slide 20 - Quiz

de aanrijding (p.2)
A
el peatón
B
la pantalla
C
la acera
D
el atropello

Slide 21 - Quiz

de file (p.2)
A
el volante
B
el freno
C
las afueras
D
la caravana

Slide 22 - Quiz

de traan (p.1-3)
A
el alma
B
el lanzamiento
C
la telebasura
D
la lágrima

Slide 23 - Quiz

de muis (p.3)
A
el sudor
B
el enlace
C
el disfraz
D
el ratón

Slide 24 - Quiz

zwanger (p.3)
A
embarazada
B
herida
C
devastada
D
enamorada

Slide 25 - Quiz

Vocab temático p.4:

er kapot van zijn

A
estar resfriado
B
estar embarazada
C
estar devastado
D
estar agotado

Slide 26 - Quiz

Vocab temático p.6:

bepleiten
A
apoyar
B
abogar
C
castigar
D
llamar

Slide 27 - Quiz

Vocab temático p.6:

iets beheren
A
cometer un atentado
B
detener a alguien
C
asesinar a alguien
D
gestionar algo

Slide 28 - Quiz

Vocab temático p.5:

werkloos zijn

A
suspender un examen
B
aprobar un examen
C
estar en paro
D
ser despedido

Slide 29 - Quiz

Vocab temático p.5:

de schaarste, het gebrek
A
la ola
B
la escasez
C
el terremoto
D
la tierra

Slide 30 - Quiz

Vocab temático p.5:

de aardbeving
A
la ola
B
la escasez
C
el terremoto
D
a tierra

Slide 31 - Quiz

Vocab temático p.4:

uitgeput zijn

A
estar resfriado
B
estar embarazada
C
estar devastado
D
estar agotado

Slide 32 - Quiz

Vocab temático p.5:

ontslagen worden

A
suspender un examen
B
aprobar un examen
C
estar en paro
D
ser despedido

Slide 33 - Quiz