Hst 14 Aantrekkelijk formuleren

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Agenda
Korte uitleg aantrekkelijk formuleren (hst 14)

Oefenen met hst 14 in lessonup (je huiswerk kun je zelf nakijken via Teams) 

Aan de slag met je huiswerk. 

Slide 2 - Diapositive

Leerdoel 
Je leert hoe je aantrekkelijk formuleert en je bepaalt of je teksten van anderen aantrekkelijk vindt

Slide 3 - Diapositive

Aantrekkelijk formuleren

Sleutelwoorden
Aantekeningen
3. Creatieve woordkeuze



4. Neologisme/archaïsmen zo min mogelijk gebruiken

14. Beeldspraak/stijlfiguren






18. Persoonlijk taalgebruik
Synoniemen, beeldspraak, metaforen


tiktokken/thans


Maak gebruik van voorbeelden/vergelijkingen
/stijlfiguren
Bij ons op school smaakt koffie als rioolwater - Het duurde een eeuw voordat ze er was 

Schrijf vanuit jezelf 


Slide 4 - Diapositive

Zuivere Metafoor
Voorbeelden:
  • Dat schaap is er alweer ingetrapt.
  • De overheid gaat snoeien in de uitgaven.  (verminderen)
  • Het regent klachten bij de zorginstelling.

Slide 5 - Diapositive

De hyperbool
De hyperbool gebruik je als je iets wilt overdrijven.

Bijvoorbeeld: 'Ik heb je nu al honderd keer gewaarschuwd!'

Slide 6 - Diapositive

Ironie
De schrijver zegt het tegenovergestelde van wat hij bedoelt = ironie

Slide 7 - Diapositive

Ironie

Slide 8 - Diapositive

Climax
Anti-climax

Slide 9 - Diapositive

Climax

Een climax is een opsomming die naar een hoogtepunt voert.

Voorbeeld:

Hij werd kwaad, woedend, nee, witheet toen hij dat zag.


Je hebt goed, beter en je hebt het beste.

Slide 10 - Diapositive

Voorbeeld omgekeerde climax
Hij dacht een auto te hebben gewonnen, maar het was zelfs geen fiets. Zijn prijs was een zakradiootje.

Slide 11 - Diapositive

 Eufemisme: samengevat

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Van welk neologisme denken jullie dat ik die niet ken? (Houd het netjes!)

Slide 14 - Carte mentale

Welk archaïsme zijn jullie wel eens tegengekomen? (Je hoeft de betekenis niet te weten)

Slide 15 - Carte mentale

Verlevendig met een voorbeeld:
Na dit soort acties kunnen de leerlingen sancties verwachten

Slide 16 - Question ouverte

Verlevendig met een voorbeeld:
De dönerzaak sloot zijn deuren na enkele incidenten.

Slide 17 - Question ouverte

Wat ruik, proef, voel, denk je bij 'walging'?

Slide 18 - Carte mentale

In groepje van 2/3
1. Bedenk allerlei associaties bij één van de volgende emoties:
angst - verdriet - verbazing - schaamte - liefde 

2. Kies aan de hand van deze associaties een metafoor: welke metafoor is het mooist om deze emotie te beschrijven?

3. Vul deze metafoor zo in op de volgende slide 

Slide 19 - Diapositive

Hulp?
Theorie-boek
Aantekeningen
Docent

Klaar?
Numo
Opdracht 
Maak de opdrachten H14
opdracht 4 en 6 


Slide 20 - Diapositive

Welke metafoor? (Dan moeten wij raden welk emotie erbij hoorde)

Slide 21 - Question ouverte

Stijl

Slide 22 - Diapositive

begrijpelijk             duidelijk                                              nauwkeurig            precies


               understandable



                         bondig            verkort                                     aantrekkelijk           pakkend

Slide 23 - Diapositive

Begrijpelijk formuleren

Sleutelwoorden
Aantekeningen
1. Zinslengte aanpassen

10. Kern bij elkaar & geen tangconstructie










13. Actieve vorm 


15. Naamwoordstijl vermijden


17. Geen lastige/lange woorden


10-15 woorden

Niet: om te voorkomen dat mensen zich somber voelen, krijgen ze lichttherapie
Maar: Mensen krijgen lichttherapie om...

Sommige mensen durven een jurk
nadat ze die hebben gedragen naar een leuk feestje, niet terug te sturen, nadat ze die...


De kok bakt brood (het brood wordt gebakken door de kok)

Niet: Het duiken naar oesters is lastig. Maar: Duiken naar oesters is lastig.

Slide 24 - Diapositive

Nauwkeurig formuleren

Sleutelwoorden
Aantekeningen
2. Geen lege woorden/beperking




8. Geen homoniemen zonder context

9. Juiste verwijzing 




11. Komma op de juiste plek


12. Vragen van de lezer beantwoorden


Ik heb heel vaak gewonnen
ik heb drie keer gewonnen
Over het algemeen ben ik blij op school

Er staat een bank op de hoek


De kok vertelde de ober dat hij ontslagen was, omdat hij (de kok) steeds te laat kwam opdagen.


Schiet op jongens!
Schiet op, jongens!

Wie/wat/waar/waarom/wanneer/hoe?

Slide 25 - Diapositive

Bondig formuleren

Sleutelwoorden
Aantekeningen
5. Tautologie & pleonasme vermijden



6 & 16 - zo min mogelijk bijwoorden/bijvoeglijke naamwoorden


7. Zo min mogelijk hulpwerkwoorden

Het was gratis en voor niets -> het was gratis / het koste niks + ronde cirkel


De oude, grijze, vriendelijke vrouw had heel veel moeite met de storm -> De oude vrouw had moeite met de storm

Als je een abonnement zou nemen, zou je veel geld kunnen besparen -> Als je een abonnement neemt, bespaar je veel geld 


Slide 26 - Diapositive

Aantrekkelijk formuleren

Sleutelwoorden
Aantekeningen
3. Creatieve woordkeuze



4. Neologisme/archaïsmen zo min mogelijk gebruiken

14. Beeldspraak/stijlfiguren






18. Persoonlijk taalgebruik
Synoniemen, beeldspraak, metaforen


thans/tiktokken


Maak gebruik van voorbeelden/vergelijkingen
/stijlfiguren
Bij ons op school smaakt koffie als rioolwater - Het duurde een eeuw voordat ze er was 

Schrijf vanuit jezelf 


Slide 27 - Diapositive

Checkvragen
Begrijpelijk = hand omhoog 

Bondig = wijsvinger in de lucht 

Nauwkeurig = duim in de lucht 

Aantrekkelijk = twee handen in de lucht 



Slide 28 - Diapositive

Vraag 2
a Metonymie. De docent wilde horen welk van de twee soorten beeldspraken het was.
 b Bijvoorbeeld: Ja, want het was inderdaad een ‘voorbeeld van een zuivere metafoor of van metonymia’. Als de docent een eenduidiger antwoord had gewild, had hij de vraag beter moeten formuleren.
Of: Nee, want je kunt de vraag weliswaar op twee manieren opvatten, maar iedereen snapt heus wel wat bedoeld werd met de vraag.
 c Bijvoorbeeld: ‘Nederland heeft goud gewonnen op de Olympische Spelen.’ Van welke vorm van beeldspraak is hier sprake: een zuivere metafoor of metonymia?

Slide 29 - Diapositive

Vraag 3
a Je vraagt je als luisteraar af hoe deze problemen opgelost zullen worden en door wie.
 b De troonrede gaat over de grote lijnen van het regeringsbeleid. Het is erg moeilijk om dan overal heel precies op in te gaan.


Slide 30 - Diapositive

Vraag 8
‘De Vuurtoren is een aantrekkelijke school voor leerlingen en leerkrachten. De sfeer is open, positief en er is sprake van een herkenbare eigen identiteit. Als directeur ga je het team begeleiden bij het vaststellen en implementeren van een toekomstbestendige visie op onderwijs om deze positie te behouden. Je benut kansen op het gebied van ICT en onderzoekt de integratie van zaakvakken. Daarbij betrek je ook de partners in het gebouw. Daarnaast neem je het voortouw om samen met het team passende én ambitieuze onderwijskundige doelstellingen te formuleren. Je stimuleert en faciliteert teamleden om de ontwikkeling naar een professionele schoolcultuur, waarin verantwoordelijkheden worden gedeeld binnen het team, verder uit te bouwen.’ 

Slide 31 - Diapositive

Vraag 8
b Voor een lezer van deze vacature is het lang niet altijd duidelijk wat er precies gevraagd wordt van de nieuwe directeur. Een sollicitant en de persoon die de vacature heeft geschreven, kunnen verschillende verwachtingen hebben.
 c Bijvoorbeeld:   De directeur begeleidt het personeel van de school bij het schrijven van een onderwijsvisie.
  De directeur ziet waar en hoe ict kan worden toegepast binnen het onderwijs.   De directeur werkt samen met andere gebruikers van het schoolgebouw en betrekt daar de leerlingen van zaakvakken bij.
  De directeur stimuleert het personeel en biedt hen de mogelijkheid om samen verantwoordelijk te zijn voor de cultuur op school.


Slide 32 - Diapositive