Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Huiswerk controle!
Slide 1 - Diapositive
Huiswerk kort bespreken
Slide 2 - Diapositive
Wat hoort er ook alweer allemaal bij het werken aan een balie?
Slide 3 - Diapositive
Wat is belangrijk bij het helpen van een klant?
Slide 4 - Carte mentale
Nu gaan we aan de slag met werkblad 5 (blz 14 en 15)
Slide 5 - Diapositive
Opdracht 1
Waar zie je een goede houding terwijl je achter de balie zit?
Slide 6 - Diapositive
Als ik aan het werk ben dan maak ik eerst mijn werk af, ook al staat er een klant te wachten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Het is 11:00u en er komt een klant aan de balie. Ik zeg tegen de klant “goedemiddag, waar kan ik u mee helpen?”.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quiz
Als een klant heel boos wordt aan de balie dan loop ik weg.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
Een klant heeft een printopdracht. Het is erg druk in het magazijn en de printer is nog 5 minuten bezet. Ik ga dus 5 minuten in het magazijn wachten tot dat de printjes gedaan kunnen worden. De klant die wacht wel
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Als het erg druk is bij de printer dan vraag ik aan de klant “is het goed als ik de printjes zo kom brengen want de printer is nu nog bezet?”. Als de klant dan “ja” zegt vraag ik aan de klant waar ik de printjes naartoe kan brengen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quiz
Aan de balie werk je altijd met twee personen. Dit doe je zodat de balie altijd bemand is. Dit wilt zeggen dat er altijd iemand aan de balie blijft zitten om klanten te woord te staan terwijl een ander bezig is met bijvoorbeeld een printje of iets pakken uit het magazijn.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
Wat betekent representatief?
Slide 13 - Question ouverte
Verder aan opdracht 3
Slide 14 - Diapositive
Werkblad 6
Blz 16 t/m 18
Gebruiksgoederen en verbruiksgoederen
Slide 15 - Diapositive
Gebruiksgoederen zijn artikelen die:
A
Worden uitgeleend
B
Worden teruggebracht naar het magazijn
C
Op gaan na gebruik
D
Een blauw kaartje hebben in het magazijn
Slide 16 - Quiz
Verbruiksgoederen zijn artikelen die:
A
Worden uitgegeven
B
niet meer terug komen naar het magazijn
C
Je vaker kunt gebruiken
D
Een groen kaartje in het magazijn hebben
Slide 17 - Quiz
En nu
- Opdracht 2 woordzoeker: Zelf maken
- Eerst opdracht 3 bestelbonnen: 1 samen oefenen daarna zelf