Rekenen niveau 2 oefen examen

Oefenen met examenvragen niveau 2
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Oefenen met examenvragen niveau 2

Slide 1 - Diapositive

Belangrijk bij het examen
  • Alle vragen zijn met de rekenmachine
  • Berekening niet opgeschreven, kost punten op je examen. 
  • De norm bij de rekenexamens is ongeveer 65% goed is een 5,5. 

Om te oefenen schrijf je bij zoveel mogelijk van de komende vragen de berekening op. 

Slide 2 - Diapositive

Annemarieke maakt deze soep voor 7 personen. Hoeveel gram tomaten heeft zij nodig?
Voor 4 pers.

Slide 3 - Diapositive

Hoeveel gram tomaten heeft zij nodig voor 7 personen?
A
1050
B
1025
C
1100
D
1000

Slide 4 - Quiz

Hoeveel Annemarieke betalen voor haar tomaten?

Slide 5 - Diapositive

Hoeveel moet Annemarieke betalen voor 1050 gram tomaten?
A
€3,15
B
€3,10
C
€3,12
D
€3,20

Slide 6 - Quiz

Hoeveel flessen wijn moet Annemarieke kopen?
Bij de soep serveert Annemarieke witte wijn. Zij rekent op 2 glazen wijn per persoon. 
100 ml
  0,5L voor € 3,75

Slide 7 - Diapositive

Hoeveel flessen wijn moet Annemarieke kopen?
A
1
B
2,5
C
2
D
3

Slide 8 - Quiz

Een hond eet gemiddeld 20 gram
brokken per kg lichaamsgewicht.

Hoeveel gram brokken mag deze
hond per dag eten?
Tekst
A
0,55 kg
B
622 gram
C
735gram
D
0,8 kg

Slide 9 - Quiz

Geraldino maakt Arubaanse ontbijtkoek voor 25 personen.
Welke soort eieren zijn het goedkoopst voor hem. 
De verse eieren op de markt of een doosje uit de supermarkt?
voor 10 pers.

€ 2,85 per doosje
Verse eieren op de markt kosten €0,65 per stuk

Slide 10 - Diapositive

Welke eieren zijn het goedkoopst voor Geraldino?
A
Losse eieren op de markt
B
De doosjes

Slide 11 - Quiz

Geraldino wil de koek om 15:15 serveren.
Hoe laat moet hij beginnen met het bereiden van de koek?
Bereiding:
Verwarm de oven voor op 200 graden (+/-5 min)
Meng alle droge ingrediënten door elkaar in een beslag kom en roer deze door elkaar.
Smelt de boter zachtjes in de pan (+/- 8 min)
Roer de gesmolten boter voorzichtig door de droge ingredienten. Schep het beslag in een cakevorm en plaats in de hete oven. 
Bak voor 30 minuten in de oven. 
Laat 20 minuten afkoelen. Klop ondertussen de slagroom en serveer de koek warm met slagroom

Slide 12 - Diapositive

Geraldino wil de koek om 15:15 serveren.
Hoe laat moet hij beginnen met het
bereiden van de koek?
A
Hij is +/- 60 minuten bezig dus moet hij 14:10 starten
B
Hij is +/- 63 minuten bezig dus moet hij 14:12 starten
C
Hij is +/- 70 minuten bezig dus moet hij 14:10 starten
D
Hij is +/- 70 minuten bezig dus moet hij 14:05 starten

Slide 13 - Quiz

In welk land is het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen meer dan 5 jaar?

Slide 14 - Diapositive

In welk land is het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen meer dan 5 jaar?
A
Zuid-Afrika
B
China
C
Marokko
D
Nederland

Slide 15 - Quiz

Hoeveel cm verschil zit er tussen de Engelse schoenmaat 8 en 9

Slide 16 - Diapositive

Hoeveel cm verschil zit er tussen de Engelse schoenmaat 8 en 9
A
0,4
B
0,6
C
0,5
D
0,7

Slide 17 - Quiz

Welke grafiek hoort bij de tabel?
1.
2.
3.

Slide 18 - Diapositive

Welke grafiek hoort bij de tabel?
A
Grafiek 1
B
Grafiek 2
C
Grafiek 3

Slide 19 - Quiz

Er zitten 7 dagen in een week?
Er zitten 52 weken in een jaar?
Hoeveel dagen zitten er in een jaar?
A
364
B
365
C
366
D
368

Slide 20 - Quiz

Ahmed verdient €1600,00 per maand.
Dus Ahmed verdient €400 per week
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Jon is 19 jaar en werkt in de horeca. Hij werkt 15 uur per week.
Hoeveel verdient hij per jaar?
238,85 euro per week voor 40-urige werkweek
formule 1: weekloon : 40 x 15 = weekloon van Jon.
formule 2: weekloon x 52 = jaarloon 

Slide 22 - Diapositive

Hoeveel verdient hij per jaar?
A
€4764,38
B
€4567,58
C
€4657,58
D
€4675,58

Slide 23 - Quiz

Tim wil zijn terras betegelen. 
Hoeveel moet Tim betalen voor zijn betontegels?
€1,15 p/st

Slide 24 - Diapositive

Tim wil zijn terras betegelen.
Hoeveel moet Tim betalen voor zijn betontegels?
A
€27,60
B
€55,20
C
€110,40
D
€ 174,50

Slide 25 - Quiz

Tim maakt gebruik van de aanbieding. 
Hoeveel moet Tim betalen?
€1,15p/st
Nu 20% korting bij aankoop van 90 tegels

Slide 26 - Diapositive

Hoeveel moet Tim betalen als hij gebruik maakt van de aanbieding?
A
€ 89,21
B
€88,92
C
€90,52
D
€88,32

Slide 27 - Quiz

3 meter
180 cm
50m-100m
15 km/u
1 liter
5 km/u

Slide 28 - Question de remorquage

                    Hoeveel % korting heb je gekregen? 

Slide 29 - Diapositive

Hoeveel % korting heb je gekregen?
A
20%
B
30 %
C
40%
D
60%

Slide 30 - Quiz

Reken het antwoord uit en schrijf op een blaadje

Slide 31 - Diapositive

Wat kost de rugzak exclusief 21% BTW?
A
€29,25
B
€34,55
C
€28,55
D
€25,85

Slide 32 - Quiz

1 dollar = 0,84 euro
Hoeveel euro is 1000 dollar?
A
€84
B
€840
C
€8400
D
€844

Slide 33 - Quiz

LAS VEGAS
Je hebt een reis gewonnen en krijgt ook nog 1250 Amerikaanse dollar als zakgeld mee.

1 Euro = 1,10  Amerikaanse dollar

Hoeveel zakgeld krijg je mee in Euro's?

Slide 34 - Diapositive


A
€1137,98
B
€1375
C
€1136,36
D
€1250

Slide 35 - Quiz

Vraag 18
Je hebt om 15:15 uur afgesproken op Schiphol. Je vliegtuig vertrekt om 17.30 uur. 

Je vertrekt vanuit Deventer en je treinreis duurt 1 uur en 5 minuten. 

Hoe laat pak je uiterlijk de trein? 

Slide 36 - Diapositive

Je treinreis duurt 1 uur en 5 minuten.
Om 15:15 uur moet je op Schiphol zijn. Hoe laat pak je uiterlijk de trein?
A
13:50 uur
B
13:55 uur
C
14:05 uur
D
14:10 uur

Slide 37 - Quiz

Anja neemt de blauwe route.
Wat is haar snelheid in km per uur?

Slide 38 - Diapositive

Wat is haar snelheid per uur?
A
84 km/u
B
90 km/u
C
100 km/u
D
104 km/u

Slide 39 - Quiz

Je besluit een wandeling te maken over deze brug. Hoe lang doe je daar ongeveer over?
Lengte brug 3,5 km

Slide 40 - Diapositive

Hoe lang duurt een wandeling van 3,5 km ongeveer?
A
32 minuten
B
38 minuten
C
42 minuten
D
46 minuten

Slide 41 - Quiz

Hoeveel mensen maken zich zorgen om hun pensioen van degenen die zijn onderzocht?

Slide 42 - Diapositive

Hoeveel mensen maken zich zorgen om hun pensioen?
A
1660 mensen
B
6640 mensen
C
5000 mensen
D
6357 mensen

Slide 43 - Quiz

Examen bestaat uit 20 vragen 
Als je 13 vragen goed hebt, kom je uit op een voldoende. 

Slide 44 - Diapositive