Spelling

Spelling
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Spelling

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
- Je weet wanneer je leestekens moet gebruiken; punt, komma, uitroepteken en puntkomma (herhaling)
- Je weet hoe je leestekens bij de directe rede (citaat) moet gebruiken.

Slide 2 - Diapositive

leestekens
- Je eindigt een zin met een punt, uitroepteken of vraagteken.

Slide 3 - Diapositive

Let nu eens op
Welk leesteken komt achter de zin?
A
vraagteken
B
punt
C
uitroepteken

Slide 4 - Quiz

Wanneer gebruik je komma?

Slide 5 - Question ouverte

Komma en dubbele 
Komma:
- tussen twee persoonsvormen
- tussen delen van een opsomming
- na een naam of uitroep aan het begin van een zin
- voor het woord 'maar'  als het een tegestelling aangeeft
- voor doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Puntkomma
- als een opsomming uit langere delen bestaat.
Je kunt je huiswerk maken; in de aula, boven in de mediatheek en in lokaal 1.

Slide 8 - Diapositive

leestekens bij een citaat
citaat: letterlijk noteren wat iemand zegt.
Het citaat staat tussen aanhalingstekens.
Jan zei: 'Ik ga morgen zwemmen.'
Kim vroeg: 'Ga je morgen mee zwemmen?'
Citaat staat voorop, geen dubbele punt.
'Wij hebben veel huiswerk', zei Thijs.
'Hebben wij morgen les?' vroeg Marieke.

Slide 9 - Diapositive

Indirecte rede
Je gebruikt geen aanhalingstekens.

De voetballer verelde dat hij trots was op zijn goal.

Slide 10 - Diapositive

directe rede of indirecte rede?
De docent vertelde gisteren dat wij met de klas gaan zwemmen.

A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 11 - Quiz

Directe rede of indirecte rede?
De leraar vertelde: 'Volgende week hebben wij een pw'.

A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 12 - Quiz

De dwergen riepen dat ze er erg blij mee waren.


A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 13 - Quiz

'Dat wil ik heel graag' ,antwoordde Sneeuwwitje.





A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 14 - Quiz

Welke zin is goed geschreven
A
Niels roept, 'Applaus alstublieft!'
B
Niels roept: Applaus alstublieft!
C
Niels roept: 'Applaus alstublieft'
D
Niels roept: 'Applaus alstublieft!'

Slide 15 - Quiz

Welke zin is goed
A
Ik werd er emotioneel van snikt Elise.
B
'Ik werd er emotioneel van' snikt Elise.
C
'Ik werd er emotioneel van', snikt Elise.
D
Ik werd er emotioneel van, 'snikt Elise.'

Slide 16 - Quiz

Twee persoonsvormen in een zin
In een zin kunnen meerdere persoonsvormen voorkomen.
Deze zinnen hebben twee persoonsvormen. Tussen de persoonsvormen schrijf je een komma. Zet de zin in een andere tijd en kijk wat de persoonsvormen zijn.

Het was glad buiten, daarom gingen wij met de auto.
Ik liep naar huis, want mijn band was lek.

Slide 17 - Diapositive