Futur Simple

Futur Simple
  1. Wanneer gebruiken?
  2. Hoe maak je de futur simple?
  3. Oefeningen 
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Futur Simple
  1. Wanneer gebruiken?
  2. Hoe maak je de futur simple?
  3. Oefeningen 

Slide 1 - Diapositive

Wanneer gebruiken?
De Franse toekomende tijd, le Futur Simple, beschrijft
                      een gebeurtenis die geplaatst is in de toekomst. In het Nederlands gebruiken we daarvoor het
            hulpwerkwoord zullen. 


Slide 2 - Diapositive

Hoe maak je de futur simple?

  • Werkwoorden op -er en -ir:
Infinitief (heel werkwoord) + uitgangen ‘avoir’.
  • Werkwoorden op -re:
Infinitief, -e, + uitgangen 'avoir'
  • Onregelmatige werkwoorden:
Onregelmatige stam + uitgangen ‘avoir’.

Slide 3 - Diapositive

Onregelmatige stammen
Être => Ser...
Avoir => Aur...
Faire => Fer...
Aller => Ir...

+ uitgangen 'avoir'

Slide 4 - Diapositive

Je 
Tu
Il, Elle, On
Nous
Vous
Ils, Elles
ai
as
ont
ons
ez
a

Slide 5 - Question de remorquage

Être 
Avoir
Faire
Aller

IR...

AUR...

SER...

FER...

Slide 6 - Question de remorquage

Vertaal: ik zal werken (travailler)

Slide 7 - Question ouverte

Vertaal: wij zullen doen/ maken (faire)

Slide 8 - Question ouverte

Vertaal: Zij zullen beëindigen (finir)

Slide 9 - Question ouverte

Vertaal: Jij zal nemen (prendre)

Slide 10 - Question ouverte

Vertaal: Hij zal zijn (être)

Slide 11 - Question ouverte

Oefenen
  • Pak een schrift en een pen
  • Schrijf op 1 t/m 9
  • De spinner komt op een vlak, hiervan schrijf jij de juiste vorm van de futur simple op.  

Slide 12 - Diapositive