OP3 - 319AH - 22 mrt - een artikel schrijven: het slot

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Een artikel schrijven ... opfrissen?

Wat gaan we doen vandaag?

1. Een artikel schrijven:
   het slot van een artikel
   
   
2. Beoordelingscriteria 
   
   
3. Vooruitblik

Wat komt in je op bij de volgende rijtjes?

1. douche - bad - wastafel - wc
2. boeken - stilte - leestafels - leenpas 

• Door deze aanwijzingen word je gestuurd naar een onderwerp/denkwijze: dat moet je ook doen tijdens het schrijven. --> lezer begrijpt je dan beter! 

1. waarschijnlijk badkamer

2. waarschijnlijk bibliotheek

Welke soorten artikelen heb je de vorige lessen geleerd?

Wat is het verschil tussen een uiteenzetting en een beschouwing?

Denk aan je spreekexamen!

Waarom moet je voor het schrijven van een slot ook nadenken over wie jouw lezer is?

Schrijf een slot van een informerend artikel over de voor- en nadelen van sociale media. ALTIJD ZAKELIJK SCHRIJVEN

Publiek: studenten
Doel: informeren

Waardoor wordt een slot 'lekker leesbaar'?

Wat is het verschil ook alweer tussen deze teksten?

Inleiding

• beschrijving van het onderwerp 
• vragenreeks 
• situatieschets
  
• voorbeeld
  
  

Signaalzin

In deze tekst gaat het over ... 

Slot

• samenvatting
  
• conclusie
  

Signaalwoorden
Kortom ... 

Dus ... 

Alles samenvattend ...
Met andere woorden ... 

Schrijf het slot van een informerend artikel over de voor- en nadelen van sociale media.

Publiek: studenten, maar schrijf zakelijk
Doel: informeren

Wat gaan we doen vandaag?

1. Een artikel schrijven:
   het slot van een artikel
   
   
2. Beoordelingscriteria 
   
   
3. Vooruitblik

Beoordelingscriteria schrijfexamen --> 80% inhoud!

• Samenhang
  
• Afstemming op doel
  
• Afstemming op het publiek
  
• Woordenschat en woordgebruik
  
• Spelling, interpunctie en grammatica
  
• Leesbaarheid  

Samenhang

Je brengt op eenvoudige wijze samenhang aan in jouw tekst. Dit doe je door middel van een eenvoudige opbouw en veelvoorkomende voeg- en verwijswoorden (zoals want, maar, omdat, die, dat, jouw). Je mag nog enkele fouten met deze woordsoorten maken.

Afstemming op doel

Je werkt de opdrachten adequaat uit, zodat je het schrijfdoel bereikt.

Afstemming op het publiek

Je past je woordgebruik en toon aan je publiek aan.  

Woordenschat en woordgebruik

Je hebt een redelijk goede woordenschat. Dit laat je zien door te variëren in woordgebruik. Je gebruikt veelvoorkomende voorzetsels (zoals voor, achter, boven, door) vrijwel altijd correct.

Spelling, interpunctie en grammatica

Je hebt een redelijke beheersing van de spelling, interpunctie en grammatica. Dit laat je zien door meestal correcte zinconstructies toe te passen. Je werkwoordsvormen zijn over het algemeen correct. Je verbuigt overige woordsoorten (zoals groot/grote) meestal correct. Je beheerst spelling en interpunctie redelijk. Je gebruikt de meest gangbare leestekens correct.

Leesbaarheid

Je gebruikt, indien nodig, een titel en tekstkopjes. 

Stappenplan

1. Lees
2. Aantekeningen: wat moet je doen? Afvinken! (Want 80% voldoen!)
3. Tijd: per opdracht 20 minuten (3 opdrachten). 
4. Einde: 1 of 2x doorlezen.

Titel bij artikel. Korte zinnen. Leestekens juist. 

Witregels (maar: 1 zin is nog geen alinea). Tussenkopjes.

5. Vooruitblik

15 mrt	artikel: kern
22 mrt	artikel: slot
29 mrt	brief/e-mail
5 april	Pasen
12 april	proefexamen
19 april	SCHRIJFEXAMEN