Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Hallo ihr Lieben
Slide 1 - Diapositive
Programm:
In deze les leer je iets over het voltooide deelwoord.
Slide 2 - Diapositive
Ziel:
Aan het eind van deze les:
- weet je wat een voltooid deelwoord is
- weet je hoe je een standaard voltooid deelwoord moet vervoegen
- weet je welke uitzonderingen er zijn en hoe je deze moet vervoegen
Slide 3 - Diapositive
Kun je een voorbeeld geven van een voltooid deelwoord?
Slide 4 - Question ouverte
Guten Morgen Sonnenschein
Slide 5 - Diapositive
Vul het rijtje van 'Sein' in de tegenwoordige tijd (start met: ich bin...)
Slide 6 - Question ouverte
Vul het rijtje van 'Haben' in de tegenwoordige tijd
Slide 7 - Question ouverte
Präteritum = verleden tijd!! jij (haben)
A
du hattest
B
du hatest
C
du habtest
D
du habte
Slide 8 - Quiz
5. (Präteritum, haben) Du ...... ziemlich viele Verabredungen.
A
habest
B
hattest
C
habst
Slide 9 - Quiz
haben Präteritum
Ihr .... viel Spaß beim Sport.
A
habt
B
hat
C
hattet
Slide 10 - Quiz
Zwakke werkwoorden met een stam op -m of -n
ich atme öffne
du atmest öffnest
er/sie/es atmet öffnet
wir atmen öffnen
ihr atmet öffnet
sie/Sie atmen öffnen
Du, er/sie/es en ihr -> extra e!!
Slide 11 - Diapositive
Een voltooid deelwoord gebruik je wanneer je iets in het verleden gedaan en afgemaakt/ afgerond hebt:
het is al gebeurd.
Deze vorm kun je o.a. gebruiken wanneer je verantwoording wilt afleggen.
Slide 12 - Diapositive
Een standaard Duits voltooid deelwoord vorm je zo:
Ge + stam + t (zB. ge + mach + t) = gemacht
Slide 13 - Diapositive
Du ... viel ... (lernen).
Slide 14 - Question ouverte
Martin ... Nudeln ... (kochen).
Slide 15 - Question ouverte
Er zijn een aantal uitzonderingsgroepen die regelmatig voorkomen.
1: Werkwoorden waarbij de stam op D of T of N of M eindigt. Die krijgen meestal een extra E voor de eind T. Dat spreekt makkelijker.
Bijvoorbeeld: Reden Red =stam
Gered ( officieel een t erachter, maar dan krijg je geredt)
GeredET
Slide 16 - Diapositive
Du ... diese Frage richtig ... (antworten).
Slide 17 - Question ouverte
2: werkwoorden waarbij de klemtoon verderop in het woord ligt of eindigen op - ieren.
Die krijgen GEEN GE ervoor, maar alleen een T erachter.
Installieren= ich habe installiert
Reparieren= ich habe repartiert
Bestellen= ich habe bestellt
Besuchen= ich habe besucht
Slide 18 - Diapositive
Frau Eldik ... Deutsch ... (studieren).
Slide 19 - Question ouverte
3: Onregelmatige werkwoorden. Deze zijn lastig, omdat ze dus op hun eigen manier vervoegd worden. Je moet ze dus echt leren om ze te weten.
Werkwoorden die in het Nederlands onregelmatig zijn in de verleden tijd, zijn dat in het Duits vaak ook. Wanneer je zo’n voltooid deelwoord tegenkomt, buig hem dan qua vertaling een beetje naar het Nederlands. Er zijn er veel van deze variant; in je schema staan die werkwoorden die je van deze variant moet kennen.
Slide 20 - Diapositive
Ich ... diese Sommer in Italien ... (sein).
Slide 21 - Question ouverte
4: Scheidbare werkwoorden.
Scheidbare werkwoorden bestaan uit een voorvoegsel en een werkwoord. Bijvoorbeeld:
Abholen
Anrufen
Ausschlafen
Einstellen
Het zwart gedrukte woorddeel is het voorvoegsel.
Om dit werkwoord te gebruiken in een zin, moet je het uit elkaar trekken. Het voorvoegsel komt doorgaans achteraan de zin te staan. Het werkwoord zelf wordt alleen vervoegd (op de manier die past bij de werkwoordsoort).
Slide 22 - Diapositive
Bijvoorbeeld: einkaufen (inkopen).
Ich kaufe ein.
Bij een voltooid deelwoord plaats je normaliter ge- voor het woord en een -t achter het woord.
Ge-einkauf-t
Dit gaat bij de scheidbare werkwoorden niet op!
Je haalt eerst het voorvoegsel van het werkwoord af. Vervolgens plaats je ge- voor het werkwoord en een -t erachter. Het voorvoegsel plak je vervolgens weer aan het begin van het voltooid deelwoord.
Ein-ge-kauf-t
Slide 23 - Diapositive
Let op: scheidbare werkwoorden kunnen ook uit andere soorten werkwoorden bestaan. Bekijk dus altijd in welke categorie het werkwoord thuishoort alvorens je gaat vervoegen.
Ausgehen= ausgegangen (gehen is onregelmatig).
Einschalten= eingeschaltet (schalten is een werkwoord met een bindvocaal).
Slide 24 - Diapositive
Die Studenten ... das alte Buch für ein neues Buch ... (umtauschen).
Slide 25 - Question ouverte
Even checken...
Jullie krijgen zo een aantal zinnen te zien.
Deze zinnen staan in de tegenwoordige tijd.
Aan jullie de taak om deze zinnen in de voltooide tijd te zetten.