Nederlands klas 3 grammatica

Nederlands klas 3 grammatica
Succes!
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands klas 3 grammatica
Succes!

Slide 1 - Diapositive

Welke onderdelen komen voor in de toets: Grammatica & spelling?

Slide 2 - Question ouverte

Wat valt er onder Redekundig ontleden?

Slide 3 - Question ouverte

Slide 4 - Diapositive

De persoonsvorm is altijd een...

Slide 5 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm in deze zin:

Volgende week loop ik stage.


A
Ik
B
stage
C
loop
D
week

Slide 6 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin:
Volgende week loop ik stage.
A
stage
B
week
C
loop
D
ik

Slide 7 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Volgende week loop ik stage.
A
loop
B
ik
C
week
D
stage

Slide 8 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?
Ik lever mijn stagewerkboek in bij mijn docent.
A
ik
B
stagewerkboek
C
mijn docent

Slide 9 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
Ik lever mijn stagewerkboek in bij mijn docent.
A
Ik
B
mijn docent
C
mijn stagewerkboek
D
lever

Slide 10 - Quiz

Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Volgende week loop ik stage
A
loop
B
ik
C
stage
D
volgende week

Slide 11 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 12 - Carte mentale

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Pak jij die pen even op.

Slide 13 - Question ouverte

Waaraan herken je een samengestelde zin?

Slide 14 - Question ouverte

Wat is een voorbeeld van een samengestelde zin?
A
Ik wil nog blijven, maar het mag niet van mijn moeder.
B
Ik wil graag naar huis toe lopen.
C
Wij gaan op de fiets naar school of ik rij met mijn moeder mee.
D
De school had door corona veel lesuitval.

Slide 15 - Quiz

Welke zin is samengesteld?
A
Marcel danst wekelijks met Noor.
B
Noor is een goede danseres omdat ze als zeven jaar danst.

Slide 16 - Quiz

Selecteer de samengestelde zin.
A
Omdat mijn schoenen te klein zijn, ga ik nieuwe kopen.
B
Loes maakt haar huiswerk.
C
Ik luister tijdens het leren graag naar muziek.

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Zelfstandig naamwoorden

Slide 19 - Carte mentale

lidwoorden

Slide 20 - Carte mentale

Bijvoeglijk naamwoorden

Slide 21 - Carte mentale

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
jullie
me
je
haar
hij
uw
ons
ze
hun
zijn
jouw
hem

Slide 22 - Question de remorquage

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
Zijn
Haar
Hij
Mijn
Uw
Jij

Slide 23 - Question de remorquage

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 24 - Quiz

werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 25 - Quiz

werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.

Slide 26 - Quiz

Werkwoordspelling?
A
Makkie!
B
Gaat best prima
C
Toch wel weggezakt
D
Lastig!

Slide 27 - Quiz

werkwoordspelling tegenwoordige tijd werkwoordspelling
A
Hij zaagd het hout.
B
Hij zaagt het hout.
C
Hij zaagdt het hout.

Slide 28 - Quiz