2 vmbo-kgt thema 2.4 Voeding en vertering: voedselverwerking

• Biologie / Verzorging
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 2

2.4 Voedselverwerking

wat gaan we vandaag doen?

herhalen 2.1 t/n 2.3: korte quiz

leerdoelen vandaag

nieuwe theorie: 2.4 Voedselverwerking

Tijd over?......zelf aan de slag

Honing is een voedingsmiddel.

1. Juist
2. Onjuist

Voedingsvezel is nodig voor een goede darmperistaltiek

1. Juist
2. Onjuist

Een krop sla is een dierlijk voedingsmiddel

1. Juist
2. Onjuist

Iemand met anorexia nervosa heeft vaak eetbuien.

1. Juist
2. Onjuist

Mineralen zijn reservestoffen.

1. Juist
2. Onjuist

Een man van 40 jaar heeft meer energie nodig dan een jongen van 18 jaar

1. Juist
2. Onjuist

In afbeelding 3 is de Schijf van Vijf met enkele voedingsmiddelen schematisch getekend. Over deze afbeelding gaan de vragen 18 tot en met 20

Tot welk vak behoort prei?

1. Vak groen
2. Vak blauw
3. Vak geel
4. Vak oranje

Tot welk vak behoort macaroni?

1. Vak roze
2. Vak geel
3. Vak oranje
4. vak groen

Tot welk vak behoort kaas?

1. Vak groen
2. Vak geel
3. Vak roze
4. Vak blauw

Welke voedingsstoffen worden opgeslagen in delen van je lichaam?

1. Beschermende stoffen
2. Bouwstoffen
3. Brandstoffen
4. Reservestoffen

Jaap doet een zware krachttraining. Aan welke voedingsstof heeft hij vooral behoefte?

1. Brandstof
2. Bouwstof
3. Reservestof
4. Beschermende stof

2.4 Voedselverwerking

Voedingsmiddel = alles wat je eet of drinkt

Sommige voedingsmiddelen bestaan uit verschillende grondstoffen. Deze grondstoffen noem je ingredienten.

Samengestelde producten= voedingsmiddelen die zijn samengesteld uit verschillende grondstoffen

bijvoorbeeld tomatensoep

Ingredienten= water, vlees, tomaten

Waar komt onze voeding vandaan?

• Landbouw = akkerbouw, veeteelt, tuinbouw
  
• akkerbouw + tuinbouw---> voedingsgewassen
• veeteelt-----> dieren
• visserij-----> vissen ( schelp-en schaaldieren)

2.4 Voedselverwerking

De voedingsmiddelenindustrie zorgt ervoor dat de planten, dieren of delen ervan worden verwerkt.

Mensen in de voedingsmiddelenindustrie houden zich aan de regels van de voedselhygiene en dragen ze speciale beschermende kleding. Dit doen ze om besmetting door bacterien en schimmels voorkomen.

2.4 Voedselverwerking

Voedsel kan worden behandeld, zodat het niet bederft. Dit heet conserveren.

Door conserveren maak je de omstandigheden voor bacterien en schimmels ongunstig. Deze gaan dood of kunnen zich minder snel voortplanten. Hierdoor blijft voedsel langer houdbaar.

2.4 Voedselverwerking

Er zijn verschillende manieren om te conserveren:

- pasteuriseren

- steriliseren

- drogen

- vacuum trekken

- invriezen

2.4 Voedselverwerking

Bacterien en schimmels kunnen niet tegen teveel suiker, zuur en zout. Door deze stoffen toe te voegen aan een voedingsmiddelen, gaan bacterien en schimmels dood.

Suiker, zuur en zout noem je conserveermiddelen.

Een conserveermiddel is een voorbeeld van een hulpstof.

Conserveermiddelen

2.4 Voedselverwerking

Hulpstoffen:

• Natuurlijke hulpstoffen= afkomstig van planten en dieren

bv rode biet en karmijnzuur

• Kunstmatige hulpstoffen= in de fabriek gemaakt         
  

Veilige hulpstoffen krijgen in Europa een E-nummer.

VRAGEN??

zelf aan de slag

2.4 Voedselverwerking: lees de tekst en maak de opdrachten:

opdracht 23, 24 en 25 maken

herhalen leerdoelen vandaag

Aan het einde van de les:

- kan je aangeven wat de rol van de voedingsmiddelenindustrie is

- kan je omschrijven wat samengestelde producten zijn

- kan je manieren noemen waarop voedingsmiddelen kan worden geconserveerd