signaalwoorden

signaalwoorden
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 6

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

signaalwoorden

Slide 1 - Diapositive

Unit 
Nederland waterland

Slide 2 - Diapositive

Wat doen we vandaag?
grammatica:

signaalwoorden

Slide 3 - Diapositive

 Signaalwoorden

Een tekst zonder signaalwoorden bestaat eigenlijk niet! 
Zelfs het simpelste woordje 'en' is een signaalwoord.

Ik pakte mijn fiets EN fietste naar school. --> Er wordt iets OPGESOMD!

Slide 4 - Diapositive

Signaalwoorden
Een signaalwoord geeft een verband (connection) tussen verschillende zinnen of alinea's aan.
Wat hebben een vuurtoren en een signaalwoord met elkaar gemeen? (in common)?

Slide 5 - Diapositive

Lees de onderstaande tekst
Mert werd geboren in Turkije. Toen hij acht was verhuisde hij naar Nederland. Toen hij in Nederland was ging hij daar naar school. Dat vond hij stom. En toen werd hij vrienden met Tom. En toen vond Mert het iets leuker in Nederland. Toen bedacht hij dat hij op voetbal wilde. Dat mocht niet van zijn moeder. Toen ging Mert maar gewoon stiekem voetballen met de buurkinderen. 
Wat valt je op?

Slide 6 - Diapositive

Lees de onderstaande tekst
Mert werd geboren in Turkije. Toen hij acht was verhuisde hij naar Nederland. Toen ging hij daar naar school. Dat vond hij stom. Toen sprak hij nog bijna geen Nederlands. En toen werd hij vrienden met Tom. En toen vond Mert het iets leuker in Nederland. Toen bedacht hij dat hij op voetbal wilde. En toen mocht dat niet van zijn moeder. Toen ging Mert maar gewoon stiekem voetballen met de buurkinderen. 

Slide 7 - Diapositive

Signaalwoorden
Er zijn heel veel meer signaalwoorden dan alleen maar 'toen'. Ook geven verschillende soorten signaalwoorden verschillende verbanden aan:

Slide 8 - Diapositive

Tijd
voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger

Slide 9 - Diapositive

Reden

omdat, want, namelijk, daarom, aangezien, op grond van,

Slide 10 - Diapositive

Tegenstelling
maar, in tegendeel, toch, echter, hoewel

Slide 11 - Diapositive

Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Slide 12 - Diapositive


Voorbeeld/ toelichting

bijvoorbeeld, ter illustratie, zoals, zo

Slide 13 - Diapositive

Oorzaak – gevolg
door, doordat, waardoor, te danken aan

Slide 14 - Diapositive

Doel – middel
om te, daarmee, waarmee, door middel van

Slide 15 - Diapositive

Voorwaarde
Als, wanneer, tenzij, in (voor) het geval dat

Slide 16 - Diapositive

Mert werd geboren in Turkije.                                    hij acht was verhuisde hij naar Nederland en 

ging daar naar school. Dat vond hij stom                                    hij nog bijna geen Nederlands sprak.

Gelukkig werd hij vrienden met Tom.                                       vond Mert het iets leuker in Nederland. 

                                    hij op voetbal mocht, werd het vast nog leuker.                                       dat mocht 

niet van zijn moeder.                                          ging Mert maar gewoon voetballen met de

 buurkinderen. 
Lees de aangepaste tekst en sleep de signaalwoorden naar de juiste plek.
Toen
omdat
Daardoor
Als
Maar
Daarom

Slide 17 - Question de remorquage

Wat is in de volgende zin een signaalwoord en hoe noem je het tekstverband?
Ik ben te laat, omdat ik me heb verslapen.

Slide 18 - Question ouverte

.
Waarom is het gebruik van (verschillende) signaalwoorden belangrijk?

Slide 19 - Question ouverte

oefenen
Maak de oefening uit Op schrift

Slide 20 - Diapositive