1kader 3.7 Grammatica zinsdelen lv

Pak je spullen alvast en ga lekker lezen! 
Welkom bij 3.7           grammatica           
Maar eerst:
Hoe ver ben jij? 
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Pak je spullen alvast en ga lekker lezen! 
Welkom bij 3.7           grammatica           
Maar eerst:
Hoe ver ben jij? 

Slide 1 - Diapositive

3.7 grammatica lesdoelen
1. Je kunt de pv in een zin benoemen
2. Je kunt het wg in een zin benoemen
3. Je kunt het ow in een zin benoemen
4. Je kunt het lv in een zin benoemen

3.7 werkhouding en verantwoording lesdoelen
1. Je maakt de juiste keuzes m.b.t. de lesdoelen
2. Je kunt je keuzes verantwoorden
3. Je bent goed voorbereid voor het so/pw

Slide 2 - Diapositive

Maak opdracht 2 (238) en kijk na!
timer
1:00
Lees en bekijk:
Leerteksten en filmpjes:
 wg 1 , wg 2, ow 2, lv 
opdracht 2, zin 5 

Slide 3 - Diapositive

Wat is het ww-gezegde van zin 5 bij opdracht 2 ?
De andere leerlingen proberen elkaar van moord te beschuldigen.

Slide 4 - Question ouverte

3.7 Grammatica zinsdelen                           (noteer dit!!)




1. persoonsvorm          pv       is een ww, doe de tijdproef
2. werkw gezegde      wg      alle ww in de zin (mét pv)
3. onderwerp               ow       wie-gedeelte : wie+wg?
                                                      doe de ow-proef (ev/mv)
4. lijdend voorwerp      lv      wat-gedeelte: wat+wg+ow?

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Lien

3.7 grammatica lesdoelen
1. Je kunt de pv in een zin benoemen
2. Je kunt het wg in een zin benoemen
3. Je kunt het ow in een zin benoemen
4. Je kunt het lv in een zin benoemen

3.7 werkhouding en verantwoording lesdoelen
1. Je maakt de juiste keuzes m.b.t. de lesdoelen
2. Je kunt je keuzes verantwoorden
3. Je bent goed voorbereid voor het so 

Slide 7 - Diapositive

Welke 3 opdrachten heb je nodig om de lesdoelen te behalen?  3.7

Slide 8 - Diapositive

Welke 3 of meer opdrachten kies jij om de lesdoelen te behalen?

Slide 9 - Question ouverte

Lijdend voorwerp: samen

Slide 10 - Diapositive

3.7 grammatica lesdoelen
1. Je kunt de pv in een zin benoemen
2. Je kunt het wg in een zin benoemen
3. Je kunt het ow in een zin benoemen
4. Je kunt het lv in een zin benoemen
5. Je kunt zinsdeelstrepen zetten

3.7 werkhouding en verantwoording lesdoelen
1. Je maakt de juiste keuzes m.b.t. de lesdoelen
2. Je bent goed voorbereid voor het so 

Slide 11 - Diapositive

Voordoen en Nadoen
opdracht 14: Ik doe hardop voor hoe je een zin ontleedt.

Zelfstandig óf met hulp verder:
opdracht 14, 17, 18, 19, 23 
Klaar?
Test jezelf, Versterk jezelf, Numo

Slide 12 - Diapositive

Thuis oefenen
1. Maak minimaal 1 nog een opdracht   van 3.7
 
2.                                 Talent digitaal 3.7

3. Oefen in Numo: zinsontleden t/m lv
4. Noteer eventuele vragen
                                            SUCCES en BEDANKT VOOR DE AANDACHT!

Slide 13 - Diapositive

Het werkwoordelijk gezegde (wg)
bestaat uit:
A
pv en ow samen
B
alle werkwoorden in de zin
C
pv
D
pv + voltooid deelwoord

Slide 14 - Quiz

wg
Welke ww is een infinitief?
A
afwassen
B
was af
C
wasten af
D
afgewassen

Slide 15 - Quiz

Wat is het wg in deze zin:

De huisarts raakt de patiënt voorzichtig aan.
A
raakt
B
De huisarts
C
raakt aan
D
raakt voorzichtig aan

Slide 16 - Quiz

onderwerp (ow)
Welke vraag stel je om ow te vinden?
A
Wie (wat) + w.gezegde?
B
Wat (wie) + wg + ow?
C
Wat is het onderwerp van deze zin?
D
Over wie gaat het?

Slide 17 - Quiz

ow:
Wat is de onderwerpproef?
A
je legt de pv onder de microscoop
B
je maakt de zin vragend
C
Wie + wg?
D
verander de pv van getal: ev/mv -- mv/ev

Slide 18 - Quiz

Wat is het onderwerp in deze zin:

Wat vinden jullie van deze reclamestunt?
A
Wat
B
jij
C
jullie
D
deze reclamestunt

Slide 19 - Quiz

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?
A
Vraagzin
B
Wat(wie)+wg+ow?
C
Wie + wg?
D
Wat of wie doet het?

Slide 20 - Quiz

Stelling: waar of niet waar?

A. Elke zin heeft een lv
B. Het lv kan een 'wat of wie' zijn.
A
A = waar B= waar
B
A= niet waar B = niet waar
C
A= niet waar B = waar
D
A= waar B = niet waar

Slide 21 - Quiz

Ontleed: pv - wg - ow - lv
Bij een voldoende mag ik het eten kiezen.
A
pv: mag / wg : mag kiezen/ ow: ik / lv: het eten
B
pv ; mag / wg: mag/ ow: ik / lv : het eten
C
pv: bij een voldoende/ ow: ik/ wg: mag kiezen/ lv: ---
D
pv en wg: mag kiezen/ ow : het eten / lv: ik

Slide 22 - Quiz

Hoe bereid ik het so voor?
A
Ik maak 'test mezelf'
B
Ik oefen opdrachten
C
Ik leer de lesstof/leerteksten en filmpjes
D
Alle antwoorden van A, B, C

Slide 23 - Quiz

ontleed: pv-wg-ow-lv

Ayla maakt altijd mooie foto's



Ontleed:            pv- wg - ow - lv  
1. De goochelaar heeft zijn assistente stevig geblinddoekt.

2. Heel rustig steekt hij drie zwaarden in de kist.
3. De assistente slaakt tijdens de act harde angstkreten.
4. Gelukkig maakt hij de kist rustig open. 
5.. Vrolijk komt de dame zonder verwondingen uit de kist gestapt.
6. Opgelucht herademt het publiek.


Klaar? maak opdracht 26c  van 3.7   op blz. 251
timer
10:00

Slide 24 - Diapositive