Leesvaardigheid: verbindingsmanieren en tekstverbanden

Leesvaardigheid HA2
Verbindingsmanieren en alineaverbanden


1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Leesvaardigheid HA2
Verbindingsmanieren en alineaverbanden


Slide 1 - Diapositive

Verbindingsmanieren
  •  Er zijn vier manieren om alinea's te verbinden:

- het gebruik van signaalwoorden (hier vallen al die andere tekstverbanden onder!)
- herhaling
- overgangszinnen met een verwijzing
- aankondigende zinnen

Slide 2 - Diapositive

Tekstverbanden (signaalwoorden)
- Uitspraak - opsomming
- Uitspraak - tegenstelling
- Uitspraak - voorbeeld
- Uitspraak - vergelijking
- Uitspraak - reden
- Middel - doel
- Oorzaak - gevolg

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

'Maar' is een signaalwoord. Bij welk verband hoort dit signaalwoord?
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
reden
D
opsomming

Slide 5 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 6 - Quiz

Wat zijn signaalwoorden?
A
Ze geven een signaal, zodat je weet waar je gebleven bent met lezen.
B
Ze geven aan wat voor soort tekst het is.
C
Ze geven aan met welk tekstverband je te maken hebt.
D
Ze geven voor welk publiek de schrijver de tekst heeft geschreven.

Slide 7 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 8 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
vanwege
B
zoals
C
tot slot
D
toch

Slide 9 - Quiz

'zo' is een signaalwoord voor:
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
opsomming

Slide 10 - Quiz

OOK

is een signaalwoord voor
A
Voorbeeld
B
Opsomming
C
Chronologisch
D
Tegenstelling

Slide 11 - Quiz

Wat is GEEN signaalwoord?
A
die
B
dus
C
maar
D
bovendien

Slide 12 - Quiz

Tekstverband = toelichting /uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar
en

Slide 13 - Question de remorquage