Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1
Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
3.1 Monniken en ridders
3.1 Monniken en ridders
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
Je weet hoe Karel de Grote het Frankische rijk uitbreidde.
Je kunt uitleggen hoe het Frankische rijk werd bestuurd.
Je kunt je uitleggen hoe in het rijk van Karel de Grote het christelijke geloof verspreid werd en welke rol geestelijken daarin speelden.
Je kunt uitleggen hoe in de tijd van Karel de Grote de samenleving georganiseerd was.
Slide 2 - Diapositive
Maken
Opdracht 1
timer
3:00
Slide 3 - Diapositive
Door de volksverhuizingen viel het Romeinse rijk uiteen. Verschillende volken trokken, soms met geweld, het Romeinse rijk binnen om er te wonen. Eén van die volken, de Franken, werd heel machtig. In deze paragraaf leer je meer over de Franken.
Slide 4 - Diapositive
Leerstof
Karel de Grote
In het vorige hoofdstuk heb je geleerd dat het Romeinse rijk door de volksverhuizingen uiteenviel. Een van die volken, de Franken, werd erg machtig. Rond 800, in de tijd van monniken en ridders , veroverden de Franken een groot deel van Europa. De baas van de Franken was Karel de Grote. Karel bestuurde het rijk vanuit zijn paleis in Aken (Duitsland). In het jaar 800 n.C. gebeurde er iets bijzonders. Karel liet zich in Rome door de paus tot keizer kronen. In bron 1 zie je de kroning. Nu was Karel volgens de paus net zo belangrijk als de Romeinse keizers. In ruil voor de kroning tot keizer beloofde Karel de paus te helpen als hij hulp nodig had.
Slide 5 - Diapositive
Maken
Opdracht 2,3 & 4
timer
10:00
Slide 6 - Diapositive
Leerstof
Een rijk van graafschappen en hertodommen
Karel de Grote kon het Frankische rijk niet alleen besturen. Hij leende gebieden van het rijk uit aan belangrijke mensen met macht, edelen. Zij mochten van Karel een stuk land besturen. Een edele kon een graaf of hertog zijn. Een graaf bestuurde een graafschap, een hertog een hertogdom. De edelen samen noemen we de adel. In ruil voor een graafschap of hertogdom moest een edele de koning advies geven en ridders leveren. Met ridders kon Karel het Frankische rijk verdedigen en zijn gebied uitbreiden. In bron 3 zie je Karel een deel van zijn rijk uitlenen aan een edele.
Slide 7 - Diapositive
Maken
Opdracht 5
timer
10:00
Slide 8 - Diapositive
Leerstof
Europa wordt christelijk
De paus wilde dat iedereen christelijk werd in het Frankische rijk. Daarom gaf de paus
monniken, zoals Willibrord in bron 4, de opdracht mensen christelijk te maken. Karel de Grote hielp de paus door ridders mee te sturen met de monniken. Karel had de paus immers hulp beloofd in ruil voor het keizerschap. De ridders waren nodig om de monniken te beschermen. Niet iedereen in het Frankische rijk wilde namelijk christen worden. Uiteindelijk werden de meeste mensen in Europa, soms met geweld, bekeerd tot het christendom.
Slide 9 - Diapositive
Maken
Opdracht 6
timer
10:00
Slide 10 - Diapositive
Leerstof
Geestelijken
In de kerken die werden gebouwd was de priester de baas. Priesters vertelden in een preek hoe mensen volgens de bijbel moesten leven. Monniken en nonnen woonden in
kloosters waar ze de dag doorbrachten met werken en bidden. Mensen die werken in dienst van hun geloof, zoals monniken, nonnen en priesters, noemen we geestelijken. Geestelijken hadden veel macht, want zij bepaalden hoe mensen moesten leven.
Slide 11 - Diapositive
Maken
Opdracht 7
timer
10:00
Slide 12 - Diapositive
Leerstof
Machtige heren, halfvrije boeren
De meeste mensen in het Frankische rijk waren boer. Zij woonden en werkten meestal op het land van een edele. Die edele, bijvoorbeeld een graaf of hertog, bestuurde een gebied en was daar de baas. Zo’n hoge edele die een gebied bestuurt noemen we een heer.
In de tijd van monniken en ridders was er geen politie die de mensen kon beschermen. Daarom zochten veel boeren veiligheid bij een heer. Bij gevaar konden de boeren bescherming zoeken in het kasteel van hun heer.
In ruil daarvoor hadden de boeren veel plichten. Zo moesten zij een deel van de oogst afstaan aan de heer, verplicht klusjes voor hem doen en mochten ze niet verhuizen zonder zijn toestemming. Ook mochten ze niet trouwen met een vrouw die bij een andere heer woonde. Boeren raakten zo een deel van hun vrijheid kwijt. Deze halfvrije boeren noemen we horigen