3H ABCD chapitre 3

Traduis: les renseignements
1 / 31
suivant
Slide 1: Question ouverte
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Traduis: les renseignements

Slide 1 - Question ouverte

Traduis: je suis désolée

Slide 2 - Question ouverte

Traduis: un aller-retour

Slide 3 - Question ouverte

Traduis: à cause de

Slide 4 - Question ouverte

Wat is het tegenovergestelde van 'l'arrivée'? (vergeet het lidwoord niet)

Slide 5 - Question ouverte

Donne un synonyme pour le mot ' car'.

Slide 6 - Question ouverte

Wat is de 'passé composé' ?
A
het voltooid deelwoord
B
de verleden tijd
C
de voltooide tijd
D
een gerecht met mosselen

Slide 7 - Quiz

Er zijn drie typen werkwoorden
  1. Werkwoorden die eindigen op -er. 
  2. Werkwoorden die eindigen op -ir. 
  3. Werkwoorden die eindigen op -re. 

Slide 8 - Diapositive

Werkwoorden die eindigen op -er.
  • aider (helpen)
  • continuer (doorgaan)
  •  monter (instappen)

Slide 9 - Diapositive

Werkwoorden die eindigen op -ir.
  • choisir (kiezen)
  • finir (beëindigen / stoppen)
  •  réussir (slagen)

Slide 10 - Diapositive

Werkwoorden die eindigen op -re.
  • attendre (wachten)
  • descendre (uitstappen)
  •  entendre (horen)

Slide 11 - Diapositive

Hoe ziet de PC eruit bij een werkwoord op -er? 
  • de uitgang -er verandert in é
  • demander (vragen) wordt dus demandé (gevraagd)

Slide 12 - Diapositive

Hoe ziet de PC eruit bij een werkwoord op -ir? 
  • de uitgang -ir verandert in i
  • choisir (kiezen) wordt dus choisi (gekozen)

Slide 13 - Diapositive

Vertaal: Ik heb gevraagd (gebruik het werkwoord 'demander')
A
je demandé
B
j'ai demander
C
j'ai demandé
D
je demander

Slide 14 - Quiz

Vertaal: jij hebt gekozen
A
tu as choisi
B
tu as choisir
C
tu choisi
D
tu a choisi

Slide 15 - Quiz

Hoe ziet de PC eruit bij een werkwoord op -re? 
  • de uitgang -re verandert in u
  • descendre (uitstappen) wordt dus descendu (uitgestapt)

Slide 16 - Diapositive

Vertaal: Zij heeft gewacht (gebruik het werkwoord 'attendre'
A
elle attendre
B
elle attend
C
ella attendu
D
elle a attendu

Slide 17 - Quiz

Onregelmatige werkwoorden
  • avoir (hebben) --> eu
  • être (zijn) --> été
  • faire (maken/doen) --> fait
  • prendre (nemen) --> pris

Slide 18 - Diapositive

Vervoeg: je + avoir
A
j'ai avé
B
je eu
C
je avoir
D
j'ai eu

Slide 19 - Quiz

Vervoeg: tu + être
A
tu as été
B
tu as êtré
C
tu été
D
tu êtré

Slide 20 - Quiz

Vervoeg: il + faire
A
il fait
B
il a fait
C
il a faité
D
il a faire

Slide 21 - Quiz

Vervoeg: elles + prendre
A
elles prendré
B
elles avons prendré
C
elles avons pris
D
elles ont pris

Slide 22 - Quiz

De hulpwerkwoorden zijn net als in het Nederlands...
  • een vorm van 'avoir' (hebben: ik heb gedaan)
  • een vorm van 'être' (zijn: ik ben gegaan) 

Slide 23 - Diapositive

Een voltooide tijd bestaat uit een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord

  • J'ai parlé
  • Tu as aidé
  • Il est arrivé

Slide 24 - Diapositive

rijtje avoir
  • ev: j'ai       tu as       il/elle/on a
  • mv: nous avons       vous avez      ils/elles ont

Slide 25 - Diapositive

rijtje être
  • ev: je suis      tu es     il/elle/on/c' est 
  • mv: nous sommes    vous êtes     ils/elles sont

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Sleep de werkwoorden naar het juiste hulpwerkwoord.
Met avoir
Met être
aider
continuer
monter
chercher
demander
rendre visite à
descendre
entendre

Slide 28 - Question de remorquage

Sleep de onregelmatige werkwoorden naar het juiste hulpwerkwoord.
met être
Met avoir
avoir
faire
être
prendre

Slide 29 - Question de remorquage

Vervoeg: zij is uitgestapt (descendre)
A
elle est descendé
B
elle a descendue
C
elle est descendée
D
elle est descendue

Slide 30 - Quiz

Vervoeg: wij (3 dames) zijn ingestapt
A
nous sommes montée
B
nous sommes montées
C
nous avonsmontés
D
nous avons monté

Slide 31 - Quiz