Rekenregels, afronden, kwadraten en wortels
1 / 20
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat is de juiste volgorde van bewerkingen?
1)
2)
3)
4)
Haakjes uitwerken
Machten en wortels -->
X en ÷ -->
+ en - -->
Slide 2 - Question de remorquage
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
√49
A
7
B
5
C
8
D
6
Slide 5 - Quiz
√64
A
16
B
8
C
24
D
4
Slide 6 - Quiz
√144
A
14
B
12
C
13
D
11
Slide 7 - Quiz
80 - (2 x 4²)=
Slide 8 - Question ouverte
Bereken.
45 : 9 + 25 : 5 =
45 : 9 + 25 : 5 =
A
12
B
10
C
6
D
7
Slide 9 - Quiz
Bereken.
7 x 9 - 7 x (3 + 2) =
7 x 9 - 7 x (3 + 2) =
A
56
B
280
C
28
D
70
Slide 10 - Quiz
Bereken.
2800 - (25 - (3 x 4 - 12 : 1) x 5) =
2800 - (25 - (3 x 4 - 12 : 1) x 5) =
A
2265
B
2775
C
3475
D
2555
Slide 11 - Quiz
Bereken.
7 x 9 - 7 x (3 + 2) =
7 x 9 - 7 x (3 + 2) =
A
56
B
280
C
28
D
70
Slide 12 - Quiz
Bereken.
2800 - (25 - (3 x 4 - 12 : 1) x 5) =
2800 - (25 - (3 x 4 - 12 : 1) x 5) =
A
2265
B
2775
C
3475
D
2555
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Diapositive
Rond 7,63 af op 1 decimaal
A
7,7
B
7,0
C
8,0
D
7,6
Slide 15 - Quiz
Rond 3.475 af op een 100-tal
A
3.400
B
3.450
C
3.500
D
4.000
Slide 16 - Quiz
Schrijf 3/20 als een kommagetal
A
0,3
B
0,03
C
0,60
D
0,15
Slide 17 - Quiz
Schrijf 4/250 als een kommagetal
A
0,16
B
0,016
C
0,40
D
0,04
Slide 18 - Quiz
Als een weekblad 3,50 kost, hoeveel koop je er dan voor €20,-?
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 19 - Quiz
Als een zak koekjes 7 koekjes bevat, hoeveel zakken heb je nodig om een klas van 80 studenten te tracteren?
A
14
B
13
C
12
D
11
