BLOK 4 Lezen 15.6


NE 2 T/HAVO 
Blok 4 Lezen
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon


NE 2 T/HAVO 
Blok 4 Lezen

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel herhaling
  • je weet wat een zins- en alineaverband is
  • je kan signaalwoorden voor opsomming, tegenstelling en voorbeeld herkennen in een tekst
  • je kan een onderscheid maken tussen objectief en subjectief

Slide 2 - Diapositive

verbanden in een tekst 
Wat zijn verbanden?
Een tekst bestaat uit zinnen. Het zijn geen losse zinnen. De zinnen hebben iets met elkaar te maken. Tussen de zinnen bestaan verbanden. 
Dat noem je een zinsverband. 
Bijvoorbeeld een 
  • opsomming
  • oorzaak 
  • tegenstelling.

Slide 3 - Diapositive

voorbeeld
 Je herkent een verband meestal aan
een signaalwoord. 
Voorbeeld:
Het heeft vannacht flink gesneeuwd. Daardoor zijn de wegen glad.
Oorzaak: Het heeft flink gesneeuwd.
Gevolg: De wegen zijn glad.

Aan het signaalwoord daardoor kun je zien dat het om een oorzaak en een gevolg gaat.

Slide 4 - Diapositive

voorbeelden van Signaalwoorden

Slide 5 - Diapositive

Deze drie alineaverbanden gaan we verder inoefenen.

  • Opsomming 
  • Tegenstelling
  • Voorbeeld 

Slide 6 - Diapositive

Welke signaalwoorden geven een opsomming aan ?

Slide 7 - Question ouverte

Opsomming
Na een uitspraak of bewering worden verschillende dingen achter elkaar opgenoemd. 

Je herkent een opsomming aan signaalwoorden als:
  • ook
  • verder
  • bovendien
  • nog
  • daarnaast
  • niet alleen....maar ook
  • ten eerste, ten tweede..

Slide 8 - Diapositive

Opsomming
Lachen en tanden laten zien
Wanneer een dier zijn bek openspert en zijn tanden laat zien, hangt er nogal eens een dreiging in de lucht. Bij mensen die hun tanden bloot lachen, is er niets aan de hand. Hoe kan dat? Ten eerste laten primaten niet altijd hun tanden zien, omdat ze boos zijn. Een aap die zijn tanden op elkaar zet en zijn mondhoeken optrekt, stelt zich zelfs onderdanig op.
Waarschijnlijk is onze brede lach daarvan afgeleid. Daarnaast is aan onze mimiek, zoals de pretlichtjes in onze ogen, duidelijk te zien dat we niet dreigen, maar de grootste lol hebben.

Uit: Q&A Vraag het Know How! Waarom laten we onze tanden zien als we lachen? In: Know How.


Slide 9 - Diapositive

Welke signaalwoorden geven een tegenstelling aan ?

Slide 10 - Question ouverte

Tegenstelling
Na een uitspraak of bewering wordt meteen het tegenovergestelde beweerd. 

Je herkent een tegenstelling aan signaalwoorden als:
  • maar
  • daarentegen
  • echter
  • integendeel
  • enerzijds..anderzijds
  • daar staat tegenover 

Slide 11 - Diapositive

Tegenstelling
Lachen en tanden laten zien
Wanneer een dier zijn bek openspert en zijn tanden laat zien, hangt er nogal eens een dreiging in de lucht. Bij mensen die hun tanden bloot lachen, is er niets aan de hand. Hoe kan dat? Ten eerste laten primaten niet altijd hun tanden zien, omdat ze boos zijn. Een aap die zijn tanden op elkaar zet en zijn mondhoeken optrekt, stelt zich zelfs onderdanig op.
Waarschijnlijk is onze brede lach daarvan afgeleid. Daarnaast is aan onze mimiek, zoals de pretlichtjes in onze ogen, duidelijk te zien dat we niet dreigen, maar de grootste lol hebben.

Uit: Q&A Vraag het Know How! Waarom laten we onze tanden zien als we lachen? In: Know How.


Slide 12 - Diapositive

Welke signaalwoorden geven een voorbeeld aan ?

Slide 13 - Question ouverte

Voorbeeld
Een uitspraak of bewering kan ook gevolgd worden door een of meer voorbeelden. 

Je herkent een voorbeeld aan signaalwoorden als:
  • bijvoorbeeld
  • als voorbeeld
  • zoals
  • zo

Slide 14 - Diapositive

Voorbeeld
Kleine kriebelbeestjes komen al eeuwen op de aarde voor. Zo houdt de kakkerlak het al meer dan tweehonderd miljoen jaar vol.

Chimpansees en bonobo’s laten het vaakst emoties zien die als typisch menselijk worden beschouwd. Zoals affectie en spijt. 

Slide 15 - Diapositive

Wat is het verband ?
Sanne zou onder andere uw boodschappen kunnen halen.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld

Slide 16 - Quiz

Wat is het verband ?
Ik wil je graag zien, maar dat is nu niet zo handig.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld

Slide 17 - Quiz

Wat is het verband ?
Ten vierde is het belangrijk dat we haast maken.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld

Slide 18 - Quiz

Wat is het verband ?
Wil jij wat klusjes voor mij doen, zoals de stoep vegen?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld

Slide 19 - Quiz

Wat is het verband ?
Vervolgens maakt ze de oefeningen op de website.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld

Slide 20 - Quiz

Wat is het verband ?
Kees wil ook graag de besteklade opruimen.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld

Slide 21 - Quiz

Wat is het verband ?
Marc wil naar de film, hij heeft echter veel huiswerk.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld

Slide 22 - Quiz

Welk signaalwoord geeft een opsomming aan ?
A
bijvoorbeeld
B
vanwege
C
ten slotte
D
echter

Slide 23 - Quiz

Welk signaalwoord geeft een opsomming aan ?
A
zo
B
vervolgens
C
indien
D
later

Slide 24 - Quiz

Welk signaalwoord geeft een tegenstelling aan ?
A
zo
B
vervolgens
C
indien
D
later

Slide 25 - Quiz

objectief / subjectief
objectief, objectiviteit
- op feiten gebaseerd
iemand 
- wordt niet beïnvloed door gevoel, mening of vooroordeel
subjectief, subjectiviteit
- op eigen mening gebaseerd
- iemand wordt beïnvloed door gevoel, mening of vooroordeel (partijdig, bevooroordeeld)

Slide 26 - Diapositive

Op de televisie ziet Pepijn een ongelofelijk irritante reclame.
A
objectief
B
subjectief

Slide 27 - Quiz

De reclame duurt ook veel te lang.
A
objectief
B
subjectief

Slide 28 - Quiz

De reclame is van een snoepmerk.
A
objectief
B
subjectief

Slide 29 - Quiz

De reclame is gemaakt door een reclamebureau.
A
objectief
B
subjectief

Slide 30 - Quiz

Oefening : 
opsomming of voorbeeld


Klik op de link in volgende slide, maak de oefening.
Eindig met een screenshot van je resultaat.

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Lien

Plak hier het screenshot van je resultaat.

Slide 33 - Question ouverte

Oefening : 
tekstverband voorbeeld


Klik op de link in volgende slide, maak de oefening.
Eindig met een screenshot van je resultaat.

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Lien

Plak hier het screenshot van je resultaat.

Slide 36 - Question ouverte

Oefening : 
objectief of subjectief


Klik op de link in volgende slide, maak de oefening.
Eindig met een screenshot van je resultaat.

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Lien

Plak hier het screenshot van je resultaat.

Slide 39 - Question ouverte

Oefening : 
Welke signaalwoorden geven een tegenstelling aan?


Klik op de link in volgende slide, maak de oefening.
Eindig met een screenshot van je resultaat.

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Lien

Plak hier het screenshot van je resultaat.

Slide 42 - Question ouverte

Slide 43 - Diapositive