V4 - TH4 evolutie - BS6

Thema 4
BS6 
Onderzoek naar 
evolutie
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Thema 4
BS6 
Onderzoek naar 
evolutie

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen BS 6

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Begrippen BS6
homologie
divergentie
anatomie 
verwantschap
analogie
convergentie
DNA-analyse
verwantschap
clade
cladogram

fossielen
radioactieve isotopen

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

soorten evolutie 
divergente: 2 eigenschappen veranderen van elkaar in dezelfde soort 
parallel: 2 eigenschappen ontstaan tegelijk in dezelfde soort
convergente: 2 eigenschappen ontstaan los van elkaar in 2 soorten


Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

soorten evolutie

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

anatomie
bouw en functie van het organisme en delen daarvan

- hieruit kan je conclusies trekken over verwantschap
- organen die overeenkomen in vorm maar niet in functie zijn homoloog 
- organen die overeenkomen in functie maar niet in vorm zijn analoog
- organen die de functie hebben verloren: rudimentaire organen

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

homologie <-> analogie
homologie
  • zelfde ontstaansgeschiedenis
  • zelfde bouwplan
  • verschillende functies

verwantschap
analogie
  • verschillende ontstaansgeschiedenis
  • verschillend bouwplan
  • zelfde functies

geen verwantschap

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

homologie <-> analogie
homologie
  • zelfde ontstaansgeschiedenis
  • zelfde bouwplan
  • verschillende functies
  • (divergente evolutie)
verwantschap
analogie
  • verschillende ontstaansgeschiedenis
  • verschillend bouwplan
  • zelfde functies
  • (convergente evolutie)
geen verwantschap

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Homologe organen
organen die overeenkomen 
in vorm maar niet in functie 

-> botten in plaatje hebben
hetzelfde bouwplan

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

homologe structuren

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Analoge organen
organen die overeenkomen in functie maar niet in vorm 

-> walvis, pinguïn en vis hebben een overeenkomstige vorm, maar ze zijn niet verwant  

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

analoge ledematen

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Rudimentaire organen
organen die de functie hebben verloren: rudimentaire organen
ontstaan opdezelfde mannier als homologe organen, maar hebben de functie niet meer. -> kunnen zelfs verdwijnen!

-> bekken bij walvis,
mensen: staartbeentje, 
blindedarm

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

rudimentaire structuren

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Rudimentaire organen

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

verwantschap
vroeger vooral op uiterlijke kenmerken gebaseerd
nu: m.b.v. DNA-analyse

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stambomen - LET OP!!
Let op wat de basis is van de stamboom!! 
rRNA, DNA of eiwitten??? 

    Hierdoor kunnen cladogrammen er totaal verschillend uitzien!
    • Een recente ontdekking op basis van indeling in moleculaire homologie laat zien dat walvissen zeer nauw verwant zijn aan hoefdieren.
    • Een blauwe vinvis is nauwer verwant aan een giraffe dan aan een haai.

    Meeste stambomen geven geen tijdsindicatie! (Tenzij vermeld!!!) 
    • dus wanneer de splitsing heeft plaatsgevonden

    Slide 17 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Cladogram vs. Fylogram
    Cladogram
    • geeft verwantschap tussen clades weer
    • lengte van clades hebben geen betekenis
    Een cladogram geeft GEEN informatie over verloop van tijd 
    Fylogram
    • geeft verwantschap tussen clades weer
    • lengte van clades geeft aan hoeveel tijd er in de evolutie verlopen is
    Een fylogram geeft WEL informatie over verloop van tijd 

    Slide 18 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Stambomen - cladistiek
    tot ver 20e  eeuw -> alleen  uiterlijke kenmerken

    rond 1970 onderzoek naar cytochroom c -> mitochondrien
    -> rRNA vergelijking

    rond 1990 indeling in 3 domeinen:
    -> bacteriën, archaea en eukaryoten



    Slide 19 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Stambomen - cladistiek
    tot ver 20e  eeuw -> uiterlijke kenmerken

    rond 1970 onderzoek naar cytochroom c -> mitochondrien
    -> rRNA vergelijking

    rond 1990 indeling in 3 domeinen:
    -> bacteriën, archaea en eukaryoten

    nu meer op basis van DNA sequenties!
    (1e genoom: $1.000.000.000,-  (1990-2003)
    2020 zo'n $1000,- in 1 dag)


    Slide 20 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    verwantschap beren
    geeft afsplitsing weer
    niet volgorde van ontstaan in tijd 

    Slide 21 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    cladogram: eigenschappen

    Slide 22 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    stamboom met tijdsindicatie

    Slide 23 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    hoe weten ze hoe oud iets is? 

    Slide 24 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    tijdsbepaling door C-14
    koolstof 14 hoeveelheid is constant in atmosfeer. dit molecuul is vervalt op een gegeven moment. dus hoeveelheid bepaling zegt iets over de leeftijd

    Slide 25 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    tijdsbepaling door C-14
    koolstof 14 hoeveelheid is constant in atmosfeer. dit molecuul is vervalt op een gegeven moment. dus hoeveelheid bepaling zegt iets over de leeftijd

    Slide 26 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    even oefenen met stambomen

    Slide 27 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions

    In welk cladogram zijn C en D het meest verwant aan elkaar én zijn zij het meest verwant aan soort E in vergelijking met. soorten A en B?

    Slide 28 - Question ouverte

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Met welk dier is Parasaurolophus het meest verwant?
    A
    Stegosaurus
    B
    Pachycephalosaurus

    Slide 29 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Zijn varens meer verwant aan paardenstaarten of aan naaktzadigen
    A
    Varens zijn meer verwant aan naaktzadigen
    B
    Varens zijn meer verwant aan paardenstaarten
    C
    Naaktzadigen zijn meer verwant aan paardenstaarten
    D
    Naaktzadigen zijn meer verwant aan wolfsklauwen

    Slide 30 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Welke conclusie kan je trekken uit de figuur?
    A
    Archaea en bacteriën zijn meer aan elkaar verwant dan archaea en eukaryoten
    B
    Archaea en eukaryoten zijn meer aan elkaar verwant dan eukaryoten en bacteriën
    C
    Archaea en bacteriën zijn meer aan elkaar verwant dan archaea en eukaryoten

    Slide 31 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    is de hert meer verwant aan de nijlpaard of giraf?
    A
    nijlpaard
    B
    giraf

    Slide 32 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Welke organismen zijn meer verwant?
    A
    Kip - eend
    B
    Duif - eend
    C
    kip - duif
    D
    pinguïn - kip

    Slide 33 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

     Zijn de voorpoot van de krokodil en de voorpoot van een mol homologe of analoge organen? 
    analoog
    homoloog

    Slide 34 - Question de remorquage

    Cet élément n'a pas d'instructions

     Zijn de vleugel van een vleermuis  en de vleugel van een vlieg homologe of analoge organen?
    analoog
    homoloog

    Slide 35 - Question de remorquage

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Zijn de poten van insecten en de poten van zoogdieren homologe of analoge organen? 
    analoog
    homoloog

    Slide 36 - Question de remorquage

    Cet élément n'a pas d'instructions

    De vleugels van de pinguïn (zoogdier) is een voorbeeld van ... vergeleken met de vleugels van een vogel.
    A
    homologe organen
    B
    analoge organen
    C
    rudimentaire organen

    Slide 37 - Quiz

    Door aanpassing aan het milieu kunnen organen tijdens de evolutie hun functie verliezen en dan niet meer uitgroeien tot volledig orgaan. Deze organen kunnen dan zelfs in de loop van de evolutie verdwijnen. Soms zijn nog resten van deze organen bij een organisme terug te vinden als rudimenten. Rudimentaire organen hebben geen enkele functie meer voor het organisme. Bekende voorbeelden van rudimentaire organen zijn het bekken bij een walvis, pootresten bij een python en de blinde darm bij de mens. De vleugels van een pinguïn zijn niet rudimentair. Een rudimentair orgaan heeft geen duidelijke functie meer. Vleugels van een pinguïn worden weliswaar niet meer gebruikt als vleugels, maar kregen een nieuwe functie bij het zwemmen. De vleugels van een pinguïn en de vleugels van andere vogels zijn voorbeelden van homologe organen. Homologe organen vertonen overeenkomst in bouw en hebben een gelijke embryonale ontstaanswijze maar kregen door aanpassing aan verschillende milieus een andere functie.

    Welke organismen zijn meer verwant?
    A
    schildpad - duif
    B
    duif - konijn

    Slide 38 - Quiz

    Cet élément n'a pas d'instructions

    Huiswerk
    • opdracht 85 t/m 94
    • verdiepende opdrachten 95+96 

    Slide 39 - Diapositive

    Cet élément n'a pas d'instructions