In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Bs 2 Enzymen
Slide 1 - Tekstslide
Vragen over de opgaven?
van BS1
Slide 2 - Tekstslide
LEERDOELEN
* je kunt de bouw en werking van enzymen beschrijven
* je kunt de invloed van milieufactoren op de enzymactiviteit beschrijven
Slide 3 - Tekstslide
Welke enzymen ken je?
Slide 4 - Woordweb
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
enzym
* naam eindigt vaak op -ase
- maltase, amylase, lipase
* enzymen zijn substraatspecifiek
* sleutel/slot principe
* elk enzym kan maar 1 soort reactie versnellen
* enzymen worden niet opgebruikt
stof waar het enzym op inwerkt
Slide 7 - Tekstslide
functie enzymen
Enzymen worden gebruikt bij opbouw en afbraak van moleculen.
* dissimilatie: afbraak of splitsing van moleculen
* assimilatie: opbouw van moleculen
Slide 8 - Tekstslide
actieve centrum
Slide 9 - Tekstslide
Hoe werkt een enzym?
Slide 10 - Tekstslide
invloed enzym op activeringsenergie
Slide 11 - Tekstslide
bouw enzym
Een enzym is een eiwit.
De vorm is belangrijk
voor de taak.
Slide 12 - Tekstslide
optimumtemperatuur
Slide 13 - Tekstslide
optimum pH
reactieversnellers van stofwisselingsreacties
gereedschappen van de cel
bij lichaamstemperatuur is het te koud om in een cel normaal gesproken reacties te laten plaatsvinden
reactiespecifiek
herbruikbaar
substraatspecifiek
substraat = stof die wordt bewerkt
Slide 14 - Tekstslide
Wat is de pH in het maagdarmkanaal? 82F BINAS
Slide 15 - Tekstslide
Aan de slag
1.2 opdracht 11 t/m 18
begrippenlijst 1.2 maken
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Wat is een enzym?
A
eiwit
B
koolhydraat
C
vet
D
mineraal
Slide 18 - Quizvraag
De optimumtemperatuur van een enzym geeft aan...
A
...bij welke temperatuur het enzym kapot gaat
B
...bij welke temperatuur het enzym gaat werken
C
...bij welke temperatuur het enzym het beste werkt
D
-
Slide 19 - Quizvraag
Een enzym katalyseert een reactie. Dat betekent:
A
Het enzym versnelt een reactie en blijft zelf intact
B
Het enzym versnelt een reactie en wordt daarbij opgebruikt
C
Het enzym past op een veel verschillende stoffen
Slide 20 - Quizvraag
Welk enzym heeft de hoogste minimum temperatuur?
A
X
B
Y
C
Z
Slide 21 - Quizvraag
In de afb. zie je de werking van twee enzymen. Als je onderzoek wilt doen naar de werking van enzymen bij 40 graden, welk van de twee enzymen kan je dan het beste gebruiken?
A
Enzym 1
B
Enzym 2
C
Beide zijn goed
D
Geen van beide
Slide 22 - Quizvraag
Wat betekent de zin: 'Enzymen werken specifiek'?
A
Elk enzym is slechts werkzaam bij één speciale temperatuur.
B
Elk enzym is slechts werkzaam bij één bepaalde zuurgraad.
C
Elk enzym kan slechts één soort reactie versnellen.
D
In elke cel kan slechts één enzym werkzaam zijn.
Slide 23 - Quizvraag
In hoeverre heb je de onderstaande leerdoelen begrepen?
* je kunt de bouw en werking van enzymen beschrijven * je kunt de invloed van milieufactoren op de enzymactiviteit beschrijven