Lezen 4.3 Betoog

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Les

Betoog

Wat gaan we vandaag doen?

Inleiding (5 min): 

- Inhoud en doel(en)

- Woordspin 

Kern (20 min):

- Les 

Slot (5 min):

- Uitleg opdrachten 

- Aan de slag 

Betoog

Doel
:

Je herkent een betoog en weet hoe de schrijver je probeert te overtuigen.

Betoog

Uitgangspunt betoog

In een betoog probeert de schrijver je te overtuigen van zijn gelijk. Hij doet dat door duidelijk zijn mening of standpunt te geven.

Drie tekstsoorten

Tekstsoort / doel van de tekst / uitgangspunt:

- Uiteenzetting / informeren / feiten + uitleg

- Beschouwing / beschouwen/ meningen naast elkaar 

- Betoog / overtuigen of activeren/ mening of standpunt

Een advertentie om een nieuw merk te promoten.

1. betoog
2. geen betoog

Artikel over de voors en tegens van kant- en klare maaltijden.

1. betoog
2. geen betoog

Een beschrijving van een week meelopen in een dierentuin.

1. betoog
2. geen betoog

Opbouw betoog

Mening of standpunt (hoofdgedachte)

Argumenten

Tegenargumenten

Conclusie

Mening of standpunt

 ‘Ik vind dat cafés die jongeren alcohol verkopen veel harder aangepakt moeten worden.’ 

Voorbeeld tegenargument

‘Ik vind dat cafés die jongeren alcohol verkopen veel harder aangepakt moeten worden.’ 

Als dit wordt aangepakt gaan jongeren thuis veel alcohol drinken.

Tegenargumenten

Een goede schrijver bedenkt welke argumenten de tegenpartij gebruikt. Zulke tegenargumenten probeert hij dan direct te weerleggen.

Als dit wordt aangepakt gaan jongeren thuis veel alcohol drinken
(weerleg dit tegenargument).

Voorbeeld weerleggen

‘Ik weet wel dat de caféhouders zeggen dat de jongeren zich vaak al buiten het café laten vollopen, maar waarom laat je ze dan binnen? Dan zeg je toch eigenlijk dat het wel oké is?’

Slot

Het slot van een betoog is vaak een conclusie: de herhaling van de hoofdgedachte.

bij een uiteenzetting of beschouwing is dit een samenvatting of afweging

Aan de slag!

Lezen 4.3 

jaar 2

- Examenopdracht

- Extra opdracht 1, 2 

(en 3 voor niveau 3)

- Oefentoets 4

Aan de slag!

Lezen 4.3

jaar 1

- Opdracht 1, 2 

(en 3 voor niveau 3)