De opdracht
Je gaat het door jou gekozen verhaal op twee punten analyseren;
• Op de inhoud van het verhaal;
• Op de vorm en de structuur van het verhaal.
de inhoud van het verhaal
De personages
In korte verhalen spelen personages een rol. Omdat een kort verhaal te kort is om een ontwikkeling van een hoofdpersoon te beschrijven, maakt de hoofdpersoon vrijwel geen persoonlijke ontwikkeling door. Op blz. 92 van je A boek vind je hierover meer informatie.
• Noteer welke personages voorkomen in het verhaal.
• Beschrijf de personages, hun karakter en hoe ze eruit zien. Beschrijf ook wat de relatie tussen de personages in het verhaal is.
• Vertel of de personages in het verhaal round characters of flat characters zijn.
Het decor
Het decor betekent: de omgeving, ruimtes, tijdstip van de dag, het weer, de sfeer.
• Beschrijf of er belangrijke ruimtes of locaties in het verhaal zijn.
• In welke tijd speelt het verhaal zich af? Waarom zou de schrijver hiervoor kiezen?
• Is de tijd van de dag belangrijk in dit verhaal? Voegt het bijvoorbeeld spanning toe?
Het verhaal
In een verhaal is/zijn altijd thema(‘s) te herkennen. Met een thema kun je aangeven welk onderwerp er in grote lijnen terugkomt in het verhaal. Er kunnen meerdere thema’s in een verhaal verwerkt zijn. Een thema kan één woord zijn, maar ook een hele zin. Voorbeelden van thema’s zijn; vriendschap, oorlog, de mens is eenzaam of voor jezelf opkomen, moedig zijn, discriminatie, afkomst. Op bladzijde 90 van je B boek vind je meer informatie.
• Beschrijf het thema/de thema’s van het door jou gelezen verhaal. Leg ook uit waarom jij vindt dat dat thema centraal staat.
De vorm en de structuur van het verhaal
Het verhaalbegin
Er zijn drie hoofdvormen om een verhaal te beginnen;
• Vanaf het begin: het verhaal begint met een inleiding waarin we kennismaken met de hoofdpersonen en de situatie;
• Midden in het verhaal: je zit meteen middenin het verhaal, achteraf praat de schrijver je bij over de situatie en de hoofdpersonen als dat nodig is;
• Bij het einde: het verhaal begint met het einde van het verhaal. Je leest verder hoe het allemaal zo gekomen is.
• Vertel op welke manier het verhaal dat jij gelezen hebt, begint. Vertel ook hoe je dat weet.
Het verhaaleinde
Er zijn twee manieren om een verhaal te eindigen;
• Open einde: het centrale verhaal wordt niet afgesloten. Je weet niet wat er met de hoofdpersoon gaat gebeuren, terwijl je dit wel zou willen weten;
• Gesloten einde: alle verhaallijnen worden netjes aan elkaar geknoopt. Als je het boek dichtslaat, heb je antwoord gekregen op al je vragen.
• Op welke manier eindigt het door jou gelezen verhaal? Vertel ook hoe je dat weet én welke vragen onbeantwoord blijven als er bij jouw verhaal een open einde gebruikt is.
Het vertelstandpunt
Een schrijver kiest altijd een standpunt van waaruit hij het verhaal vertelt. Hij bepaalt vanuit welk personage hij de gebeurtenissen laat zien. Dat heet het vertelstandpunt.
Kies uit:
• Ik-perspectief/vertelstandpunt eerste persoon: je leest het verhaal vanuit een ik-persoon die zelf ook meespeelt in het verhaal. Je leest zijn of haar gedachtes.
Voorbeeld: Wat nu weer, begint ze nu weer te zeuren? Ik heb mijn kamer allang opgeruimd en mijn huiswerk is ook al af. Ik word er zo moe van.
• Hij/zij-perspectief/vertelstandpunt derde persoon: je leest de gedachtes vanuit één van de personages, waardoor je de gebeurtenissen uit haar of hem krijgt te lezen.
voorbeeld: Hij gaat snel naar huis, want anders worden zijn ouders ongerust.
• Wisselend perspectief/meervoudig vertelstandpunt: de schrijver vertelt het verhaal vanuit meerdere personages. Je krijgt hun gedachten te lezen.
• Vertel welk vertelstandpunt in het door jou gelezen verhaal voorkomt en noteer een citaat uit het verhaal waaruit dat blijkt.
• Vertel wat dat vertelstandpunt met het verhaal doet. Maakt het verhaal hierdoor juist spannender of kun je je hierdoor goed inleven in de hoofdpersoon?
Het tijdsperspectief
In een verhaal is altijd een tijdsperspectief te vinden. Op bladzijde 13 van je B boek vind je hierover meer informatie.
• Is het verhaal chronologisch verteld of niet-chronologisch verteld? Leg uit met voorbeelden.
• Vertel ook wat dat tijdsperspectief met het verhaal doet. Wordt het verhaal hierdoor bijvoorbeeld spannender, begrijpelijker, saaier of moeilijker?
Inleveren
• De opdracht wordt ingeleverd in de ELO bij opdrachten.
• Datum: 18 februari
• Te laat inleveren, kost je punten (zie inleverprotocol).