In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Het doel van deze les (wat moeten jullie na deze les kennen en kunnen?):
- je weet wat een stappenplan is;
- je weet wat de verplaatsingsproef is;
- je kunt het onderwerp, de persoonsvorm en de overige werkwoorden in een zin herkennen.
De persoonsvorm is een werkwoord in de zin.
- TIJDPROEF;
- GETALSPROEF;
- VRAAGPROEF.
Alles voor de pv is één zinsdeel!
Zoek de overige werkwoorden in een zin.
Zet er een streepje voor en achter.
Wij / zouden /vanaf volgende week/ lesvrij / kunnen /krijgen/.
Een werkwoordelijk gezegde bestaat uit werkwoorden: de persoonsvorm én de overige werkwoorden uit een zin.
Zinnen zijn gemaakt van zinsdelen. Een zinsdeel is één woord of een groepje woorden dat bij elkaar hoort.
Vóór de pv staat nooit meer dan één zinsdeel:
Wij en jullie en alle anderen / zouden /vanaf volgende week/ lesvrij / kunnen /krijgen/.
Degene of datgene wat iets DOET of iets IS in de zin.
VRAAG: WIE (soms: WAT) + PV?
Een onderwerp begint NOOIT met een voorzetsel (met, in, op, enzovoort)
Even checken.
Wie vertelt mij in het kort, wat jullie hebben geleerd?
Ik geef de beurt aan ......................................