In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
De persoonsvorm is een werkwoord in de zin.
- TIJDPROEF;
- GETALPROEF;
Alles voor de pv is één zinsdeel!
Zoek de overige werkwoorden in een zin.
Zet er een streepje voor en achter.
Wij / zouden /vanaf volgende week/ lesvrij / kunnen /krijgen/.
De persoonsvorm én de overige werkwoorden uit een zin vormen samen het werkwoordelijk gezegde.
- Soms staat het woordje te erbij:
Vb: Hij | besloot | daarheen | te gaan.
- Soms staat het woordje aan het erbij:
Vb: Mijn vader | was | hard | aan het zingen | in de badkamer.
- Soms staat het hele werkwoord uit elkaar (scheidbaar werkwoord)
Vb: uitnodigen --> Hij | nodigt | zijn vrienden | uit.
Zinnen zijn gemaakt van zinsdelen. Een zinsdeel is één woord of een groepje woorden dat bij elkaar hoort.
Wij en jullie en alle anderen / zouden /vanaf volgende week/ lesvrij / kunnen /krijgen/.
Degene of datgene wat iets DOET of iets IS in de zin.
VRAAG: WIE (soms: WAT) + PV?
Een onderwerp begint NOOIT met een voorzetsel (met, in, op, enzovoort)