Paragraaf 2.3 leesvaardigheid Talent

Wat hebben we gedaan en wat moeten we doen?
1.3 leesvaardigheid
1.5 woorden
2.3 leesvaardigheid
2.5 woorden
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat hebben we gedaan en wat moeten we doen?
1.3 leesvaardigheid
1.5 woorden
2.3 leesvaardigheid
2.5 woorden

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

2.3 Lezen - Les 1 - doelen
Je weet wat feiten en meningen zijn
Je kunt feiten en meningen herkennen
Je kunt de moeilijke woordenwijzer toepassen

Slide 3 - Tekstslide

programma
-nieuwe theorie met deze Lessonup  + aantekeningen maken 10 min.
lezen theorie op blz. 80, 81 + opdrachten maken 20 min
laatste 10 minuten lezen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het verschil?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Geef een feit over je sport/ hobby.

Slide 8 - Woordweb

Geef een mening over je sport/ hobby.

Slide 9 - Woordweb

aantekening
Een feit is iets wat werkelijk zo is of is gebeurd.
Je kunt het altijd controleren.
Een mening is wat iemand ergens van vindt.
Je kunt het ermee eens of oneens zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Moeilijkewoordenwijzer

Slide 11 - Tekstslide

Wat doe jij als je een moeilijk woord in een tekst tegenkomt?

Slide 12 - Woordweb

Slide 13 - Tekstslide

Als je uiteindelijk een woordenboek gebruikt,
welke leesstrategie pas je dan toe? Waarom?

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag
mk. opdr.  1 t/m 6 blz. 80- 83

Slide 15 - Tekstslide

les 2: programma maandag
bespreken opdr. 4,5 blz. 81
nieuwe theorie (ga in deze Lessonup)
opdrachten maken
zelf nakijken (ook opdr. 2,3,6)

Slide 16 - Tekstslide

2.3 - les 2 - tekstverbanden
Vandaag leer je wat een tekstverband is, wat signaalwoorden zijn en hoe deze met elkaar samenhangen.

Slide 17 - Tekstslide

herhaling + bespreken
Vraag: Wat is het verschil tussen een feit en mening?
bespreken: opdracht 4 en 5 blz. 81

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Tijdsvolgorde
Op het plaatje zag je een tijdlijn.

Je ziet in welke volgorde gebeurtenissen hebben plaatsgevonden.

Dit noem je ook wel een tijdsvolgorde.

Eerst maak ik het beslag, daarna zet ik de cake in de oven, 
tot slot smeer ik glazuur over de cake.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Opsomming
Op het plaatje zag je een lijstje.

Een lijstje vertelt je welke dingen ergens bij horen.
Je noemt/schrijft deze achter elkaar op.

Een ander woord voor een lijstje is een opsomming.

Ik hou van pasta, pizza, poffertjes en ook van patat.


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Tegenstelling
Op het plaatje zag je twee meningen: eens (groen) en oneens (rood).

Je ziet dat dingen soms botsen of elkaars tegenovergestelde zijn. 

Dit noem je ook wel een tegenstelling.

Ik hou wel van netflixen, maar niet van voetballen.

Slide 24 - Tekstslide

Wat is een tekstverband?
Als je tekstverband aanbrengt, zorg je voor samenhang in een tekst. 

Zo begrijpen lezers sneller waar de tekst over gaat.

Je brengt het verband dus aan tussen zinnen en tussen alinea’s.

Je gebruikt hierbij signaalwoorden (verbindingswoorden),
die vormen de lijm of specie tussen de zinnen of de alinea's.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Dus...
Je kunt het aanbrengen van tekstverband dus vergelijken
met het bouwen van een muur

Als je stenen alleen maar op elkaar stapelt,
valt het bouwwerk bij het eerste zuchtje wind om. 

Wanneer je specie (signaalwoorden) gebruikt, komt er verband tussen de stenen. De muur kan stormkracht 10 dan met gemak weerstaan!

Slide 27 - Tekstslide

opdracht 7 blz. 83

Slide 28 - Tekstslide

opdr. 7a Uit hoeveel tekstdelen bestaat dit tekstverband?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 29 - Quizvraag

7b blz. 83: Schrijf een zin met een opsommend tekstverband. Gebruik twee signaalwoorden die nog niet gebruikt zijn in het voorbeeld.

Slide 30 - Open vraag

7d: Maak een zin met een tegenstellend verband. Gebruik een ander signaalwoord dan in de voorbeelden gebruikt is.

Slide 31 - Open vraag

7c: Lees het voorbeeld bij het tekstverband tijdsvolgorde. Noteer de gebeurtenissen in de volgorde waarin ze hebben plaatsgevonden.

Slide 32 - Open vraag

Aan de slag
Maken opdr. 8 t/m 15  (opdr. 11, 12 mag  je overslaan)
Klaar? Nakijken via Teams.



Slide 33 - Tekstslide

Les 2

Slide 34 - Tekstslide

Hoe vond je de leerstof? Snapte je hem goed?
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Alvast een fijne herfstvakantie!

Slide 36 - Tekstslide