Na deze les weet je hoe je een naamwoordelijk gezegde in een zin kunt vinden
Slide 2 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Bekijk de volgende zin:
Dit jaar / is/ Alinde / opnieuw / keepster.
In deze zin staat geen werkwoord dat aangeeft wat het onderwerp Alinde doet. Er is dus geen werkwoordelijk gezegde.
Alinde dóét niet iets, maar zij ís iets. Wát zij is, zie je aan het zelfstandig naamwoord keepster.
Daarom heeft de zin een naamwoordelijk gezegde (ng): is [keepster].
Slide 3 - Tekstslide
Het werkwoordelijk gezegde van een zin zegt dus wat iemand of iets (het onderwerp) doet en een naamwoordelijk gezegde (ng) zegt wat iemand of iets is of wordt.
– De hockeycoach / is / streng.
ng = is [streng]
– Sien wordt docent beeldende kunst.
ng = wordt [docent beeldende kunst]
Slide 4 - Tekstslide
Het werkwoordelijk deel (ww.deel) bevat alle werkwoorden uit de zin. Het belangrijkste daarvan is een vorm van een koppelwerkwoord: zijn, worden, blijven, blijken, lijken en schijnen.
Het naamwoordelijk deel (nw.deel) bevat een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord dat een (tijdelijke) eigenschap (keepster) van het onderwerp (Alinde) noemt. Het koppelwerkwoord (is) koppelt die eigenschap aan het onderwerp.
Slide 5 - Tekstslide
Het naamwoordelijk deel (nw.deel) bevat een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord dat een eigenschap (streng, docent beeldende kunst) van het onderwerp (De hockeycoach, Sien) geeft. Het koppelwerkwoord (is, wordt) koppelt de eigenschap aan het onderwerp.
Let op: in zinnen met een naamwoordelijk gezegde staat nooit een lijdend voorwerp.
Slide 6 - Tekstslide
Zo vind je het naamwoordelijk gezegde
1 Stel vast of er een koppelwerkwoord in de zin staat.
2 Stel vast of het onderwerp iets doet of iets is of wordt.
Slide 7 - Tekstslide
3 Als het onderwerp iets is/wordt, stel je de vraag: Wat + persoonsvorm + onderwerp + overige werkwoorden? Het antwoord op die vraag is het naamwoordelijk deel.
Zet het naamwoordelijk deel tussen vierkante haken.
Slide 8 - Tekstslide
Voorbeeld:
Nova willater een beroemde pianiste worden.
1 worden = kww
2 Nova wil later iets worden, namelijk een beroemde pianiste.
3 Vraag: Wat wil Nova worden? Antwoord: een beroemde pianiste.
4 ng = wil[een beroemde pianiste] worden
Slide 9 - Tekstslide
Let op: De werkwoorden zijn, blijven en schijnen komen niet alleen voor als kww, maar ook als zelfstandig werkwoord.
Als zijnenblijven de betekenis hebben van zich bevinden, zijn ze zelfstandig werkwoord. Als schijnen de betekenis heeft van licht geven, is het een zww
Slide 10 - Tekstslide
Nog een keer de zes koppelwerkwoorden:
zijn,
worden,
blijven,
blijken,
lijken,
schijnen
Slide 11 - Tekstslide
Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?
Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................
Slide 12 - Tekstslide
H2E-2022
Slide 13 - Tekstslide
H2F
Slide 14 - Tekstslide
apps.noordhoff.nl
Slide 15 - Link
Aan de slag
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Maken:
Cursus 5 Grammatica zinsdelen
§ 3 blz. 210
Opdr.1 MET POTLOOD in je werkboek
opdr. 2-3-5 in je schrift!
Samen met je klasgenoot klaar? Dan maak je opdracht 4 of je gaat online naar: