4 havo herh. formuleren en spelling start arg 19

4 havo - 23 januari
oefentoets werkwoordspelling
even herhalen en oefenen: formuleren H13/H14
toets formuleren en spelling vrijdag 3 februari
start met 'argumenteren
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

4 havo - 23 januari
oefentoets werkwoordspelling
even herhalen en oefenen: formuleren H13/H14
toets formuleren en spelling vrijdag 3 februari
start met 'argumenteren

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je weten voor de toets
H10 tot en met H14: 
stijl - begrijpelijk formuleren - nauwkeurig formuleren - bondig formuleren - aantrekkelijk formuleren

Slide 2 - Tekstslide

Leer de kenmerken van elke manier van formuleren.

Slide 3 - Tekstslide

Aantrekkelijk formuleren
  • variëren in zinslengte en zinsbouw (denk aan 'opa')
  • synoniemen
  • voorbeelden
  • archaïsmen en neologismen
  • stijlfiguren
  • persoonlijk taalgebruik

Slide 4 - Tekstslide

H10 Stijl
Verschillende technieken om een schrijfstijl te creëren:
  • woordniveau
  • zinsniveau
  • tekstniveau

Slide 5 - Tekstslide

H10 Stijl
woordniveau
  • veel of weinig bijvoeglijke naamwoorden
  • ouderwetse/moderne woorden
  • formele/informele woorden
  • algemene/specifieke woorden
  • statische of dynamische (actie) woorden (staat, situatie)
  • veel of weinig variatie in woordgebruik
  • gebruik van verkleinwoorden

Slide 6 - Tekstslide

H10 stijl
zinsniveau
  • korte/lange zinnen
  • veel of weinig bijzinnen
  • variatie in zinsvolgorde
  • gebruik van beeldspraak
  • gebruik van stijlfiguren
  • passieve/actieve zinnen

Slide 7 - Tekstslide

H10 Stijl
tekstniveau
  • gebruik van een dialoog
  • gebruik van ruimtelijke beschrijvingen
  • grammaticale tijd

Slide 8 - Tekstslide

Nauwkeurig formuleren
Standaardvragen: Wie, wat, waar, waarom, wanneer en hoe
Wees precies, wees niet vaag
Gebruik geen lege woorden: vaak, factor, meer, minder
Gebruik geen ingebouwde beperking: niet altijd geldig
Zorg dat verwijzingen in de zin duidelijk zijn
Verplaats je in de lezer!


Slide 9 - Tekstslide

Schrap met beleid, maar gebruik zo min mogelijk:
  • hulpwerkwoorden
  • veel bijvoeglijke naamwoorden
  • pleonasme
  • tautologie
  • bijwoorden
  • uitdrukkingen

Slide 10 - Tekstslide

begrijpelijk formuleren
zinslengte:
Zinnen die uit 10 tot 15 woorden bestaan zijn door de meeste mensen goed te volgen.
Zie blz. 74 van je handboek.

Slide 11 - Tekstslide

aan de slag
maak opdracht 1 tot en met 3 op blz. 82 (oefenboek)

Slide 12 - Tekstslide