A3B_nov22_hoofd- en bijzinnen

Ga rustig op je plek zitten.

Spullen op tafel.

Zet je tas op de grond.

Pak je leesboek en ga 5 minuten lezen.



1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Ga rustig op je plek zitten.

Spullen op tafel.

Zet je tas op de grond.

Pak je leesboek en ga 5 minuten lezen.



Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
> Herhalen hoofd- en bijzinnen met vragen tussendoor.
> Zelfstandig artikel lezen over spelling.
> Zelf beginnen met grammatica H6: ambiguïteit.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het kenmerkende verschil tussen de enkelvoudige zin en de samengestelde zin?

Slide 3 - Woordweb

Samengestelde zin
Twee (of meer) persoonsvormen
twee (of meer) onderwerpen

(enkelvoudige zin: een persoonsvorm en een onderwerp)

Slide 4 - Tekstslide

Welke van de onderstaande zinnen is een samengestelde zin?
A
Wie een kuil graaft voor een ander valt er zelf in.
B
Eén zwaluw maakt nog geen zomer.
C
Een goed begin is het halve werk.
D
Holle vaten klinken het hardst.

Slide 5 - Quizvraag

Welke van de onderstaande zinnen is een samengestelde zin?
A
In troebel water is het goed vissen.
B
Een goed begin is het halve werk.
C
Wie in het schip zit moet meevaren.
D
De aanhouder wint.

Slide 6 - Quizvraag

Samengestelde zin
Een samengestelde zin bestaat uit een hoofdzin en één of meer bijzinnen. Een bijzin is een zinsdeelzin in de hoofdzin. Dat betekent dat de bijzin dus de functie heeft van een zinsdeel. 

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld zinsdeelzin
Wie van soep houdt, moet eens bij Kathy's gaan eten.

Wat is hier de bijzin? Het deel van de zin dat je door een enkel woord kunt vervangen.

Wie van soep houdt > Kees > Kees moet eens bij Kathy's gaan eten. 

Slide 8 - Tekstslide

Kortom: hoofdzin - bijzin
Een bijzin is een onderdeel van een hoofdzin. Het is dus in feite een zinsdeel, maar dan met een eigen pv. Daarom noem je een bijzin ook wel een zinsdeelzin. 

Van een bijzin/ zinsdeelzin kun je ook een gewoon zinsdeel maken, door hem te vervangen door een enkel woord.  

Slide 9 - Tekstslide

Zinsdeelzin = zinsdeelfunctie
Wie van soep houdt > Kees > Kees moet eens bij Kathy's gaan eten. 

{Wie van soep houdt} ow-zin, moet eens bij Kathy's gaan eten. 

Slide 10 - Tekstslide

Welk deel is bijzin?
'Het is niet alles goud wat er blinkt'
A
Het is niet alles goud
B
wat er blinkt
C
Het is niet alles goud wat er blinkt
D
Het is geen samengestelde zin

Slide 11 - Quizvraag

Welk deel is bijzin?
Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in.
A
Wie een kuil graaft voor een ander
B
valt er zelf in
C
Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in.
D
Het is geen samengestelde zin

Slide 12 - Quizvraag

Welk deel is bijzin?
Eén zwaluw maakt nog geen zomer.
A
Eén zwaluw maakt
B
maakt nog geen zomer
C
Eén zwaluw maakt nog geen zomer.
D
Het is geen samengestelde zin.

Slide 13 - Quizvraag

Benoem de functie
De bijzin heeft een grammaticale functie in de hoofdzin. Bijvoorbeeld een onderwerpszin of lijdend voorwerpszin. Benoem in de volgende quizvragen de functie.  
Timer = 30 sec

Slide 14 - Tekstslide

{Wie een kuil graaft voor een ander}, valt er zelf in.
Wat is het type zinsdeelzin?
A
onderwerpszin
B
bijwoordelijke bepalingszin
C
lijdend voorwerpzin
D
meewerkend voorwerpszin

Slide 15 - Quizvraag

Ik neem mijn paraplu mee, {omdat het vanmiddag gaat regenen}.
Wat is het type zinsdeelzin?
A
onderwerpszin
B
bijwoordelijke bepalingszin
C
lijdend voorwerpzin
D
meewerkend voorwerpszin

Slide 16 - Quizvraag

{Wie hem helpt bij het opknappen van zijn tuin}, geeft hij een stekje.
Wat is het type zinsdeelzin?
A
onderwerpszin
B
bijwoordelijke bepalingszin
C
lijdend voorwerpzin
D
meewerkend voorwerpszin

Slide 17 - Quizvraag

{Nadat de film is afgelopen} gaan we nog wat drinken.
Wat is het type zinsdeelzin?
A
onderwerpszin
B
bijwoordelijke bepalingszin
C
lijdend voorwerpzin
D
meewerkend voorwerpszin

Slide 18 - Quizvraag

Aan het werk

Classroom
-Lees het artikel.
-Maak het opdrachtenblad.


> 10-15 minuten



Vragen?
Steek je hand op, ik kom naar je toe.

Ben je klaar?
Ga dan lezen.

Slide 19 - Tekstslide