3.3 Lezen

Voor de vakantie

  • Numo: leestekens + werkwoordspelling deel 1 en 2
  • Leesboek
Vandaag

  • start maken met lezen h3:kritisch lezen 
  • Wat is de planning deze periode?
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Voor de vakantie

  • Numo: leestekens + werkwoordspelling deel 1 en 2
  • Leesboek
Vandaag

  • start maken met lezen h3:kritisch lezen 
  • Wat is de planning deze periode?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ver ben je met je boek?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning laatste periode

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kritisch lezen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DOEL


Je kunt beoordelen of de informatie in een tekst betrouwbaar is

Betrouwbaarheid van teksten

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kritisch lezen heeft te maken met álles wat je leest!


Dus ook: WhatsApp, Instagram, twitter,  nieuwsartikelen, enz.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoorden 
  • Geven het verband in de tekst aan. Met tekstverbanden bedoelen we de relaties tussen verschillende delen van een tekst (bv. alinea’s of zinnen).
  • Meestal hebben dit soort tekstdelen namelijk aparte functies.
  • Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat zin 1 een oorzaak vertelt (bv. Het heeft al maanden niet meer geregend) en zin 2 een gevolg (bv. Daardoor is de oogst van de boeren mislukt).

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke tekstverbanden moeten jullie kennen?
  • Het tekstverband oorzaak-gevolg is vaak te herkennen aan signaalwoorden zoals: doordat, hierdoor, met als gevolg.
1 De trein was vertraagd. Hierdoor kwam Evi te laat op school.
2 Het regende gisteren hard, met als gevolg dat de straat is ondergelopen.
  • Het tekstverband doel-middel is vaak te herkennen aan signaalwoorden zoals: waarmee, door middel van, om te.
3 Dit is een app waarmee je foto’s kunt bewerken.
4 Hij gebruikt drie wekkers om op tijd wakker te worden.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke zin zie je het tekstverband 'oorzaak-gevolg'?
A
Ik ben te laat, daardoor heb ik me verslapen.
B
Ik heb me verslapen en ik ben mijn eten vergeten.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doe je als je een tekst kritisch leest?
A
Je bekijkt de tekst en leest de eerste alinea
B
Je leest de eerste en de laatste zin van de alinea's
C
Je leest de tekst van het begin tot aan het eind goed door
D
Je leest de tekst en beoordeelt of de informatie juist en betrouwbaar is

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees de tekst

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit artikel komt uit de serie 'NRC checkt'. Leg in je eigen woorden uit wat NRC in deze serie doet.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie berichtte dat het in de
VS te koud zou zijn
voor ijsberen?
A
NRC checkt
B
NOS journaal
C
Rinie van Meurs
D
De dierentuin van Chicago

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de conclusie van NRC?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Nepnieuws op internet

Weet jij welke informatie op internet betrouwbaar is?


Veel jongeren vinden het lastig om te beoordelen of iets wat ze online tegenkomen nepnieuws of juist betrouwbare informatie is.


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kritisch lezen: is het echt waar?
We letten op drie dingen.

Stap 1:  deskundigheid van de schrijver
Stap 2: wat is het doel van de tekst?
Stap 3: let op de bron

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even iets leuks

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Ga aan de slag met
Numo taken:
lezen h3

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekst en publiek

Slide 20 - Tekstslide

Bron: foto 1 www.flickr.com ; Matthijs Quaijtaal
Vorige les
  • Kritisch lezen 
  • Is de informatie in een tekst altijd betrouwbaar?
  • Tekstverbanden

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
  • Stillezen 15 minuten
  • Hoe kan je zien voor welke doelgroep een tekst is geschreven?
  • Oefenen 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stillezen 15 minuten 
timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie is het publiek van een tekst?
A
De schrijver
B
De lezer(s)
C
De uitgever
D
De winkeliers

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor wie is deze tekst bedoeld en waar zie je dat aan?

Slide 25 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Voor wie is deze tekst bedoeld en waar zie je dat aan?

Slide 26 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Voor welk publiek een tekst bedoeld is, kun je zien aan: onderwerp, lay-out en taalgebruik.
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor welk publiek is de tekst geschreven?
A
Voor bedrijven die stagiaires zoeken
B
Voor jongeren van het vmbo
C
Voor ouders van jongeren
D
Voor docenten van de havo

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan het onderwerp van een tekst kun je zien voor welk publiek een tekst bedoeld is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat de bron van een tekst?
A
In de inleiding
B
Onderaan de tekst
C
In het slot
D
In het middenstuk

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van de bron?
A
De bron zorgt ervoor dat de tekst interessanter wordt.
B
De bron vertelt waar een tekst over gaat.
C
De bron heeft geen doel.
D
De bron geeft aan waar de informatie uit de tekst vandaan komt.

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees de tekst: Hipsterjurk met sneakers

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor tekstvorm is deze tekst?
A
Blog
B
Reclametekst
C
Overtuigende tekst

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar zie je dat aan?

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bevat deze tekst vooral feiten of meningen?
A
Feiten
B
Meningen

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van de schrijver?
A
Informeren
B
Activeren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ga op zoek naar het tekstverband doel-middel in de tekst. Noteer de zin en onderstreep het signaalwoord.

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maken 3.3
Opdracht 1 t/m 7


Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies