Grammatica Blok 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

boek lezen 

Aan het einde van de les

• kun je werkwoorden in de tegenwoordige en in de verleden tijd zetten;
  

• kun je de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp in een zin benoemen;

Weet je het nog??

Wat is de persoonsvorm?

1. Het belangrijkste werkwoord in de zin.
2. De vorm van het werkwoord die je gebruikt bij de eerste persoon.
3. Het eerste werkwoord in de zin.
4. De vorm van het werkwoord die je in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd kunt schrijven.

Leg uit hoe je met de tijdproef de persoonsvorm in een zin kunt vinden.

Zinnen maken

Schrijf een zin met een 

- persoonsvorm

- werkwoordelijk gezegde

- onderwerp

Deze zin in een andere tijd.
Vul achter de zin de pv in.

Dat heb je mooi gemaakt!

Deze zin in een andere tijd.
Vul achter de zin de pv in.

Wij moeten de trein naar Apeldoorn halen.

Deze zin in een andere tijd.
Vul achter de zin de pv in.

De dokter heeft de patiënt grondig onderzocht.

Voltooid deelwoord

hele werkwoord

Sleep de onderstaande woorden naar het juiste rode vak

slapen

huilen

kijken

troosten

gapen

gemaakt

beleefd

gestampt

gekocht

geleefd

Wij maken ons huiswerk na schooltijd. 

Wij zullen ons huiswerk na schooltijd maken.

Waar is maken een persoonsvorm en waar een heel werkwoord?

Let op!!

Wij maken ons huiswerk na schooltijd.

Wij zullen ons huiswerk na schooltijd maken.

Waar is maken een persoonsvorm en 

waar een heel werkwoord?

noteer alle werkwoorden uit de tekst

Heb jij weleens een krokodil in het wild gezien? Meestal ligt hij te slapen. Dat lijkt maar zo. De krokodil wacht met alleen zijn ogen, neus en oren boven water roerloos op een prooi. Op het allerlaatste moment zal hij in actie komen. Met een onverwacht snelle beweging grijpt hij zijn prooi. Het prooidier is ten dode opgeschreven. De krokodil zal zijn prooi niet meer loslaten. Wild schudt hij zijn vangst heen en weer. Tot er een stuk vlees heeft losgelaten. In de natuur geldt nu eenmaal het recht van de sterkste.

Is de uitspraak waar of niet? Kies het goede antwoord.

Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin

1. waar
2. niet waar

Is de uitspraak waar of niet? Kies het goede antwoord.

Het werkwoordelijk gezegde bestaat altijd uit meerdere werkwoorden.

1. waar
2. niet waar

Is de uitspraak waar of niet? Kies het goede antwoord.

Het onderwerp van een zin staat altijd vooraan in de zin.

1. waar
2. niet waar

Is de uitspraak waar of niet? Kies het goede antwoord.

Het onderwerp van een zin vind je met de vraag: Wie of wat + werkwoordelijk gezegde?

1. waar
2. niet waar

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wwg)

Muzafer vertelde Sam een leuke mop.

Wat is het onderwerp (ond)

Muzafer vertelde Sam een leuke mop.

Wat is de persoonsvorm (pv)

Luca heeft vandaag extra drinken meegenomen

Wat is het werkwoordelijke gezegde? (wwg)

Luca heeft vandaag extra drinken meegenomen

Wat is het onderwerp? (ond)

Luca heeft vandaag extra drinken meegenomen

Wat is de persoonsvorm (pv)

De boer zal straks zijn koeien melken.

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wwg)

De boer zal straks zijn koeien melken.

Wat is het onderwerp (ond)

De boer zal straks zijn koeien melken.

Aan de slag

Leerlingen kunnen zich ook bij Mapul registreren als gebruiker. Jullie hoeven je niet allemaal te registeren, jullie kunnen er ook voor kiezen om één groepslid zich te laten registreren. Als iedereen zich registreert, kan iedereen uit de groep werken in hetzelfde bestand op verschillende apparaten (computers, laptops, telefoons, tablets). 

Blok 1 grammatica

opdracht 1.6 - 10

opdracht 5

opdracht 11.4-6

opdracht 11.7-8

theorie & odpdracht 12