Samenstellingen

Wat gaan we doen vandaag?

     Lesdoel 
     Instructie samenstellingen
     Zelfstandig werken
     Nakijken 
     Einde les 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen vandaag?

     Lesdoel 
     Instructie samenstellingen
     Zelfstandig werken
     Nakijken 
     Einde les 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van de les weet je wat een samenstelling is en weet je hoe je deze schrijft.

Waarom? Er zijn acht uitzondering, het is handig om de regel te kennen.

Slide 2 - Tekstslide

Met of zonder -s?
Hoofdregel
In samenstellingen wordt een -s geschreven, wanneer deze ook wordt uitgesproken.

stationsplein
moederskindje
scheepswrak

Slide 3 - Tekstslide

Met -e of -en? 
Hoofdregel
De tussen -en wordt geschreven wanneer het eerste woord van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud heeft op -en.

Het is dus: kippenei, want het meervoud van kip is alleen kippen.

Slide 4 - Tekstslide

Acht uitzonderingen
Sommige woorden houden een -e als tussenletter,
hoewel ze als je de hoofdregel zou volgen -en zouden moeten krijgen.

Slide 5 - Tekstslide

1. Meervoud op -s
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op –s.

horloge – horloges
horlogemaker

Slide 6 - Tekstslide

2. Meervoud op –s en -en
Het eerste deel heeft twee meervouden,
op –s en op –en 

groente – groenten + groentes
groentesoep

Slide 7 - Tekstslide

3. Unieke persoon of zaak
Woorden die verwijzen naar een unieke persoon of zaak:

zonnestraal
maneschijn
Koninginnedag

Tip: er is er maar 1 van!

Slide 8 - Tekstslide

4. Versterking 
In bijvoeglijke naamwoorden waarvan het eerste deel alleen maar wordt gebruikt als versterking van het bijvoeglijke tweede deel: 
Hoe trots? apetrots
boordevol
reuzeleuk
beregoed

Slide 9 - Tekstslide

5. Geen meervoud
Het eerste deel van het woord is een zelfstandig naamwoord zonder meervoud:

rijstepap
roggebrood

Slide 10 - Tekstslide

6. Bijvoeglijk naamwoord
Het eerste deel van het woord is een bijvoeglijk naamwoord:

hogeschool
blindedarm

Slide 11 - Tekstslide

7. Werkwoord
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord,
maar een werkwoord. 

brekebeen
spinnewiel

Slide 12 - Tekstslide

Let op: dier + plant
Woorden van het type ‘dier+plant’ vallen onder de hoofdregel en krijgen een tussen-n:

eendenkroos
rattenkruid
paardenbloem

Slide 13 - Tekstslide

Wat ga je doen?

Maak de opdrachten op papier.
Zelfstandig
Stilte 
Vragen? Steek je vinger op
Na 10 min de opdracht nakijken

Slide 14 - Tekstslide

Jou of jouw?

Slide 15 - Tekstslide

Bij bezit: +w
Let op: NIET bij het woordje 'van':
De foto van jou vond ik mooi!
Jouw foto is vaak bekeken.

Slide 16 - Tekstslide

BONUSVRAAG
Minder dan 3 foutjes? 
+0,2 op de spellingtoets!

Slide 17 - Tekstslide

Klaar met de bonusvragen?
Start in Taalblokken met Bouwstenen 3F - H3

Slide 18 - Tekstslide