1. Tussen twee persoonsvormen in:
Als we naar school gaan, hebben we daar meestal wel zin in.
2. Voor voegwoorden (maar, zodat, nadat, terwijl)
Ik vind het leuk op school, maar soms heb ik niet zoveel zin.
3. Als je de delen van een zin niet los kunt uitspreken:
Ik ben fan van Bruce Springsteen, die komend jaar ook nog eens op komt treden in Nederland.