In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Enkelvoud
meervoud
jassen
gebouwen
voorteken
namen
billen
vergaderingen
verlegen
houten
zangeres
fans
Slide 1 - Sleepvraag
Leerdoelen
Ik weet:
dat je het meervoud van zelfstandige naamwoorden maakt door een -s of -n aan het eind van het woord te schrijven;
dat zelfstandige naamwoorden die eindigen op een klinker (behalve de -e), -’s krijgen in het meervoud;
dat je in de tegenwoordige tijd de ik-vorm moet schrijven als je/jij achter de persoonsvorm staat.
Slide 2 - Tekstslide
enkelvoud > meervoud
Je kunt een zelfstandig naamwoord in het meervoud zetten door -en of -(’)s achter het enkelvoud te zetten.
land - landen
tafel - tafels
Soms levert dat problemen op.
Slide 3 - Tekstslide
Meervoud op -en
Als de laatste letter van het enkelvoud een medeklinker is, wordt deze alleen verdubbeld als dit nodig is voor de uitspraak:
bed – bedden atlas – atlassen
Slide 4 - Tekstslide
Meervoud op -en
2. Bij een lange klank (oo, aa, ee, uu) die alleen gevolgd wordt door een medeklinker, schrijf je in het meervoud nog maar één klinker (o, a, e, u).
knoop – knopen
graaf – graven
mees – mezen
vuur – vuren
Slide 5 - Tekstslide
Meervoud op -en
3. Bij woorden die eindigen op -is of -us wordt altijd de s verdubbeld.
commissaris – commissarissen
cursus – cursussen
Slide 6 - Tekstslide
Meervoud op -en
4. Als de laatste letter van het enkelvoud een -f of een -s is, verandert deze in -v of -z
luis – luizen
slurf – slurven
roos – rozen
dief – dieven
Slide 7 - Tekstslide
Meervoud op -'s
Enkelvouden die eindigen op een klinker (a, i, o, u en y) krijgen een -’s als je ze fout kunt uitspreken.
agenda – agenda’s
ski – ski’s
auto – auto’s
paraplu – paraplu’s
penalty – penalty’s
Slide 8 - Tekstslide
groenten en fruit in het meervoud
Slide 9 - Woordweb
Schrijf het meervoud op van postbode
Slide 10 - Open vraag
Schrijf het meervoud op van menu
Slide 11 - Open vraag
Schrijf het meervoud op van baby
Slide 12 - Open vraag
Schrijf het meervoud op van agenda
Slide 13 - Open vraag
Schrijf het meervoud op van mini
Slide 14 - Open vraag
Schrijf het meervoud op van portemonnee
Slide 15 - Open vraag
Schrijf het meervoud op van kantine
Slide 16 - Open vraag
Meervoud op -'s of -s
enkelvoud eindigt op a/i/u/o/y
meervoud krijgt -'s
pinda
pinda's
kiwi
kiwi's
sudoku
sudoku's
iglo
iglo's
hobby
hobby's
enkelvoud eindigt op e
meervoud krijgt -s
kantine
kantines
postbode
postbodes
portemonnee
portemonnees
belletje
belletjes
Slide 17 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Werk aan je studieplanner in
Slide 18 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik weet:
dat je het meervoud van zelfstandige naamwoorden maakt door een -s of -n aan het eind van het woord te schrijven;
dat zelfstandige naamwoorden die eindigen op een klinker (behalve de -e), -’s krijgen in het meervoud;
dat je in de tegenwoordige tijd de ik-vorm moet schrijven als je/jij achter de persoonsvorm staat.
Slide 19 - Tekstslide
Programma vrijdag 21 januari
Lezen
Instructie
Zelfstandig werken
Placemat dicteewoorden
Propjesdictee
Afsluiting
Slide 20 - Tekstslide
Noteer de juiste vorm van het werkwoord. Hoeveel rappers (kennen).........je?
Slide 21 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van het werkwoord. Hoeveel rappers (kennen).........je broer?
Slide 22 - Open vraag
Onderwerp
Persoonsvorm
Regel
enkelvoud
Ik
loop
ik-vorm
Jij
loopt
ik-vorm + t
Hij/zij
loopt
ik-vorm + t
meervoud
Wij
lopen
hele werkwoord
Jullie
lopen
hele werkwoord
Zij
lopen
hele werkwoord
Slide 23 - Tekstslide
Als ‘jij’ of ‘je’ achter de persoonsvorm staat, schrijf je alleen de ik-vorm. Maar kun je ‘je’ vervangen door ‘jou’ of ‘jouw’? Dan schrijf je de ik-vorm + t
Persoonsvorm
Onderwerp
Regel
loop
jij/je
ik-vorm
Slide 24 - Tekstslide
Daar (worden) je toch niet goed van?
Slide 25 - Open vraag
De volgende keer (besteden) je je tijd maar aan wat nuttigs, Raul.
Slide 26 - Open vraag
Daar (worden) je moeder niet vrolijk van.
Slide 27 - Open vraag
Zelfstandig werken
Ga bezig met je studieplanner
Slide 28 - Tekstslide
Programma maandag 24 januari
Lezen
Quiz werkwoordspelling
Zelfstandig werken / bespreken plusopdracht
Afsluiting
Slide 29 - Tekstslide
Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd: Emma (verzenden) een e-mail
A
verzend
B
verzendt
C
verzent
D
verzentd
Slide 30 - Quizvraag
Persoonsvorm tegenwoordige tijd: Het vliegtuig (landen) ... op tijd.
A
land
B
landt
C
landde
D
landen
Slide 31 - Quizvraag
Persoonsvorm tegenwoordige tijd De overvaller (beroven) het gezin.
A
berooft
B
beroofd
Slide 32 - Quizvraag
Persoonsvorm tegenwoordige tijd: (vinden) je moeder dat je je kamer op moet ruimen?
A
Vind
B
Vindt
Slide 33 - Quizvraag
Persoonsvorm tegenwoordige tijd (vinden) je dit feest wel leuk?
A
vind
B
vindt
Slide 34 - Quizvraag
Voortgangstoets
Slide 35 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Afmaken + nakijken voortgangstoets
Plusopdrachten
timer
15:00
Slide 36 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik weet:
dat je het meervoud van zelfstandige naamwoorden maakt door een -s of -n aan het eind van het woord te schrijven;
dat zelfstandige naamwoorden die eindigen op een klinker (behalve de -e), -’s krijgen in het meervoud;
dat je in de tegenwoordige tijd de ik-vorm moet schrijven als je/jij achter de persoonsvorm staat.