Oefentoets grammatica woordsoorten

Oefentoets grammatica woordsoorten
De toets gaat over: zelfstandig naamwoord (zn), onbepaald en bepaald lidwoord (olw en blw), bijvoeglijk naamwoord (bn), hulpwerkwoord (hww) en zelfstandig werkwoord (zww), aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw), vragend voornaamwoord (vr.vnw), voorzetsel (vz) en bijwoord (bw)
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets grammatica woordsoorten
De toets gaat over: zelfstandig naamwoord (zn), onbepaald en bepaald lidwoord (olw en blw), bijvoeglijk naamwoord (bn), hulpwerkwoord (hww) en zelfstandig werkwoord (zww), aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw), vragend voornaamwoord (vr.vnw), voorzetsel (vz) en bijwoord (bw)

Slide 1 - Tekstslide

Instructie
  • Als je meerdere antwoorden moet geven dan geef je de antwoorden in de volgorde waarin de woorden in de zin voorkomen.
  • Je scheidt je antwoorden door het zetten van een liggend streepje. Gebruik geen spaties!
  • Als je woordsoorten moet benoemen, gebruik je bij voorkeur de afkortingen!

Slide 2 - Tekstslide

filmpjes
Om je geheugen even op te frissen, heb ik twee filmpjes toegevoegd. Veel woordsoorten komen terug in je opdracht. 
Bekijk de filmpjes, om de theorie beter te begrijpen. Klik door naar de volgende slide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Haal alle zelfstandige naamwoorden uit onderstaande zin:

De nieuwsgierige journalist heeft vreselijke vragen gesteld aan de zwetende minister.

Slide 6 - Open vraag

Haal alle zelfstandige naamwoorden uit onderstaande zin:

De uitslagen van de afgenomen testen worden vanmiddag al bekendgemaakt.

Slide 7 - Open vraag

Haal alle zelfstandige naamwoorden uit onderstaande zin:

Jorieke heeft drie jaar in Edam gewoond.

Slide 8 - Open vraag

Haal alle bijvoeglijke naamwoorden uit onderstaande zin:

De optimistische regering hoopt met deze maatregelen de vervelende situatie te verbeteren.

Slide 9 - Open vraag

Haal alle bijvoeglijke naamwoorden uit onderstaande zin:

De nieuwsgierige journalist heeft vreselijke vragen gesteld aan de zwetende minister.

Slide 10 - Open vraag

Haal alle bijvoeglijk naamwoorden uit deze zin:

De verliefde jongen is heel rood na de opmerking van zijn klasgenoot.

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Video

Haal alle bijwoorden uit onderstaande zin:

De uitslagen van de afgenomen testen worden vanmiddag al bekendgemaakt.

Slide 13 - Open vraag

Haal alle bijwoorden uit deze zin:

Waarom heb jij vanmorgen niet gezwaaid?

Slide 14 - Open vraag

Haal alle voorzetsel uit onderstaande zin:

Sinds de crisis ga ik niet met de bus naar school.

Slide 15 - Open vraag

Haal alle voorzetsels uit deze zin:

De verliefde jongen is heel rood na de opmerking van zijn klasgenoot.

Slide 16 - Open vraag

Haal alle aanwijzende voornaamwoorden uit de zin:

Die aardige gast heeft deze keer een dikke fooi gegeven.

Slide 17 - Open vraag

Haal alle bepaalde en onbepaalde lidwoorden uit deze zin:

Gisteren heb ik een bijzonder artikel in de krant gelezen over het vakantiegevoel.

Slide 18 - Open vraag

Ik had een bijzondere ontmoeting met iemand op straat.

'Bijzondere' is een:
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord

Slide 19 - Quizvraag


Toen hij verloor, moest hij heel hard huilen.

'hard' is een:
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord

Slide 20 - Quizvraag


Toen hij verloor, moest hij heel hard huilen.

'heel' is een:
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord

Slide 21 - Quizvraag


In Italië gaat het inmiddels gelukkig iets beter.

'Italië' is een:
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord

Slide 22 - Quizvraag


De burgemeester onthulde het bronzen standbeeld.

'bronzen' is een:
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord

Slide 23 - Quizvraag


De winkels zijn wegens omstandigheden gesloten.

'wegens' is een:
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord

Slide 24 - Quizvraag


Hij roerde met een schroevendraaier in de koffie.

'met' is een:
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord

Slide 25 - Quizvraag


Hij roerde met een schroevendraaier in de koffie.

'koffie' is een:
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord

Slide 26 - Quizvraag

Ik vind zulke vragen knap lastig.

'zulke' is een:
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
bijwoord

Slide 27 - Quizvraag

Dat is een makkelijke vraag.

'een' is een:
A
bepaald lidwoord
B
onbepaald lidwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 28 - Quizvraag

Hoeveel hulpwerkwoorden zitten er in deze zin:

Ik zou je graag hebben willen zien.



A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 29 - Quizvraag


Hoeveel zelfstandige werkwoorden zitten er in deze zin:

Ik zou je graag hebben willen zien.



A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 30 - Quizvraag

Mijn broertje is vorig jaar getrouwd.

'getrouwd' is een:
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 31 - Quizvraag

Ik heb haar lange tijd niet willen zien.

'willen' is een:
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 32 - Quizvraag

Ik heb haar lange tijd niet willen zien.

'heb' is een:
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 33 - Quizvraag

Ik heb nog nooit zo'n mooi schilderij gezien!
'zo'n' is een:
A
lidwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord

Slide 34 - Quizvraag

Zij heeft aan hem verkering gevraagd.

Het persoonlijk voornaamwoord is /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, aan
C
Hem
D
Zij, hem

Slide 35 - Quizvraag

Zij kamt haar haar voor de spiegel.

Het persoonlijk voornaamwoord is... /
De persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, haar
C
Zij, haar, haar
D
haar

Slide 36 - Quizvraag

Benoem woord voor woord in onderstaande zin (noteer de afkortingen, bijvoorbeeld bn-zn-olw en scheid die door middel van een streepje):

Waarom heeft Erik oma niet een mooie brief geschreven?

Slide 37 - Open vraag

Benoem woord voor woord in onderstaande zin (noteer de afkortingen, bijvoorbeeld bn-zn-olw en scheid die door middel van een streepje):

Deze antwoorden kunnen door het programma worden nagekeken.

Slide 38 - Open vraag

Benoem woord voor woord in onderstaande zin (noteer de afkortingen, bijvoorbeeld bn-zn-olw en scheid die door middel van een liggend streepje):

Welke leraar met een wollen trui kan heel goed zingen?

Slide 39 - Open vraag