Taalverzorging les 4

Welkom 3Vb

Pak je spullen op tafel en wacht rustig de start van de les af
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom 3Vb

Pak je spullen op tafel en wacht rustig de start van de les af

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Lezen

Laatste pitch

Taalverzorging

Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Tijd om te lezen

Pak je boek en ga in stilte lezen
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn stijlfiguren?
Het zijn middelen om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken.


Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn stijlfiguren?
Het zijn middelen om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken.

Tussen
twee 
banen 
zitten

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn stijlfiguren?
Het zijn middelen om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken.

Tussen
twee 
banen 
zitten
Betekenis: werkloos zijn

Stijlfiguur:

Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn stijlfiguren?
Het zijn middelen om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken.

Tussen
twee 
banen 
zitten
Betekenis: werkloos zijn

Stijlfiguur:
Eufemisme

Slide 7 - Tekstslide

Waarom zou je stijlfiguren gebruiken?
Stijlfiguren gebruik je om indruk te maken op een luisteraar of lezer.

Het maakt een tekst levendiger.

Slide 8 - Tekstslide

8 stijlfiguren
Let op: Je hoeft niet direct alle stijlfiguren te onthouden.

Opdracht tijdens het luisteren: Koppel elk voorbeeld/uitleg aan de naam van de stijlfiguur.

Slide 9 - Tekstslide

HERHALINGEN EN OPSOMMINGEN

Slide 10 - Tekstslide

Repetitio (herhaling)
  • Repetitio is een opsomming waarbij een woord of delen van woorden steeds herhaald worden

  • Voorbeelden van repetitio zijn: Drommels, drommels en nog eens drommels. Uur na uur na uur zaten we bij meneer Möring in het lokaal.

Slide 11 - Tekstslide

Anafoor (herhaling)
Herhaling van hetzelfde woord of dezelfde woordgroep aan het begin van opeenvolgende zinnen of zinsdelen.
Voorbeelden:
  • Alles om hem heen veranderde. Alles leek beter te worden. Alles behalve hij.
  • Niemand zag iets, niemand deed iets, niemand wist iets.

Slide 12 - Tekstslide

Tricolon (opsomming)
tricolon (drieslag):
opsommingen in drieën, bestaande uit drie delen. 


Heerlijk, helder, Heineken

Ik wil weg, ik wil naar huis, ik wil naar bed

Ik haat jou echt met je walgelijke gedrag, je nare stem en je irritante kop.





Slide 13 - Tekstslide

Climax (opsomming)
climax: 
steeds sterker wordende serie

Het was een domper, een teleurstelling, een ramp.






Slide 14 - Tekstslide

Anticlimax (opsomming)
anticlimax:
In een serie (reeks) valt de laatste stap tegen

Hij heeft hij een groot huis, een dik horloge, een dure auto en… een lege bankrekening.





Slide 15 - Tekstslide

OVERDRIJVINGEN EN NUANCERINGEN

Slide 16 - Tekstslide

Hyperbool (overdrijving)
Een hyperbolische uitspraak is een extreme overdrijving. 
"Snap je het nu nog niet? Ik heb het je al duizend keer uitgelegd!"

Slide 17 - Tekstslide

 Eufemisme (nuancering)
d

Slide 18 - Tekstslide

Understatement (nuancering)
Understatement:   iets afzwakken

Voorbeeld:
  • Ronaldo kan een aardig balletje trappen.
  • Die grote villa kostte een paar centen.

Slide 19 - Tekstslide

Eufemisme en understatement
Een eufemisme verzacht om iets minder pijnlijk te laten klinken.
Een understatement maakt iets opzettelijk kleiner/zwakker.

Eufemisme: Hij is heengegaan (ipv overleden) -> verzachtend
Understatement: Het was niet makkelijk (ipv extreem moeilijk) -> bewust afgezwakt

Eufemisme laat iets minder hard klinken, terwijl een understatement vaak lichte, soms humoristische nuancering is.

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag
Je maakt:
Opdracht 1 & 3 (blz. 44)

Klaar? Bestudeer blz 42 (& 43) en schrijf een samenvatting

We kijken na als iedereen klaar is.

Slide 21 - Tekstslide

Volgende les

De rest van de stijlfiguren (blz. 43)

Toets Taalverzorging (11 april)

Slide 22 - Tekstslide

Leg kort uit wat een anafoor is. Geef niet alleen een voorbeeld.

Slide 23 - Tekstslide

Leg kort uit wat een anafoor is. Geef niet alleen een voorbeeld.

Herhaling van hetzelfde woord(groep) aan het begin van opeenvolgende zinnen. 
"Niemand zag, niemand wist, niemand deed."

Slide 24 - Tekstslide

Noteer en benoem de stijlfiguur uit de zin.

Ik heb het nu al 100 keer tegen je gezegd.

Slide 25 - Tekstslide

Noteer en benoem de stijlfiguur uit de zin.

Ik heb het nu al 100 keer tegen je gezegd.
Hyperbool.

Slide 26 - Tekstslide

Noteer uit de zin de uitdrukking. Geef aan of het een spreekwoord, gezegde of zegswijze is.

Als het kalf verdronken is, dempt men de put.


Slide 27 - Tekstslide

Noteer uit de zin de uitdrukking. Geef aan of het een spreekwoord, gezegde of zegswijze is.

Als het kalf verdronken is, dempt men de put.

Spreekwoord

Slide 28 - Tekstslide