Spelling H6: Aan elkaar of los?

Welkom klas 2 havo
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Doe de telefoons in de telefoontas.
Stap 2: Pak je leesboek, Chromebook, schrift en boek Nederlands.
Stap 3: Log in in LessonUp met je eigen naam
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom klas 2 havo
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Doe de telefoons in de telefoontas.
Stap 2: Pak je leesboek, Chromebook, schrift en boek Nederlands.
Stap 3: Log in in LessonUp met je eigen naam

Slide 1 - Tekstslide

Maak de juiste samenstelling:
Blinde+darm+ontsteking =

Slide 2 - Open vraag

Wat gaan we doen?
Leerdoel: Ik kan bepalen of ik woorden los of aan elkaar moet schrijven.
Hoe gaan we dat bereiken?
1. Lezen
2. Zelfstandig nakijken huiswerk + huiswerkcontrole
3.  Startopdracht
4. Aan elkaar of los?
5. Oefening
6. Huiswerk: Opdracht 1 t/m 4 in je schrift
7. Controleren leerdoel

Slide 3 - Tekstslide

Lezen in je leesboek
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Heb jij een vraag over het gemaakte huiswerk? Zo ja, typ de vraag. Zo niet, typ dan nee.

Slide 5 - Open vraag

Zelfstandig nakijken huiswerk
Huiswerk wordt nagekeken.  Controleren + verbeteren.
Klaar? Maak de startopdracht op blz. 194. Alleen nr 1 maak je.
Daarmee klaar? Lees de theorie op blz 194

timer
6:00

Slide 6 - Tekstslide

Antwoorden startopdracht
1 a ontvangt; aankondigt
b kondigt aan; gaat
c staan; kunt; omstoten
d baalt; stootte om
De werkwoorden aankondigen en omstoten kunnen worden gesplitst: kondigt aan en stootte om.

Slide 7 - Tekstslide

Waarom maakt het wat uit dat sommige woorden aan elkaar moeten?

Slide 8 - Open vraag

Aan elkaar of los?
  • Samenstellingen met één klemtoon, schrijf je aan elkaar. (groente+soep= groentesoep) (andere + soep = andere soep)
  • Samenstellingen van drie woorden of minder: zonnebril, tuinman
  • Woorden die gemaakt zijn van er, hier, daar of waar + voorzetsel: ervan, hierom, daarheen.
  • Getallen met honderd en duizend: zeshonderd, achttienduizend.
  • Samengestelde werkwoorden (niet allemaal): autorijden, koffiedrinken maar--> koffie schenken, gitaar spelen.
  • Samengestelde bijvoeg. naamwoorden met een deelwoord als tweede deel: veeleisend, dichtbevolkt, stomverbaasd.

Slide 9 - Tekstslide

Welke samenstelling is juist?
A
muizen vallen
B
muizenvallen

Slide 10 - Quizvraag

stapel + verliefd =

Slide 11 - Open vraag

Klein + zoon =

Slide 12 - Open vraag

Steen + rijke + verkoopster

Slide 13 - Open vraag

Aan het werk
Wat: Je maakt opdracht 1 t/m 4 in je schrift. 
Waarom? Je leert te bepalen wanneer een woord aan elkaar moet of los.
Hoe: Je werkt in je schrift en je werkt alleen.
Hulp: Je mag de ander vragen om hulp, doe dat fluisteren
Tijd: 2 minuten voor tijd kom je in LessonUp om de laatste vraag te beantwoorden.
Klaar: Lezen!

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoel: Bepalen wanneer een woord aan elkaar moet of los.
Vraag: negen + tien + uit + nodigingen=

Slide 15 - Open vraag